Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
Temper
01
woede, drift
a short period of extreme anger
02
temperament, karakter
a tendency to quickly become angry
03
bui
a characteristic (habitual or relatively temporary) state of feeling
04
het harden, de veerkracht
the elasticity and hardness of a metal object; its ability to absorb considerable energy before cracking
to temper
01
temperen
bring to a desired consistency, texture, or hardness by a process of gradually heating and cooling
02
temperen, matigen
to make something moderate or agreeable by adding another element
03
stemmen, afstellen
adjust the pitch (of pianos)
04
temperen, harden
to harden melted substances, often chocolate, by reheating and then cooling them to stabilize their texture
Voorbeelden
The chocolatier tempered the melted chocolate to ensure it would set properly into glossy, firm bars.
De chocolatier heeft de gesmolten chocolade getempereerd om ervoor te zorgen dat deze goed zou stollen in glanzende, stevige repen.
She tempered the eggs by slowly adding the hot liquid, preventing them from curdling in the sauce.
Ze temperde de eieren door langzaam het hete vocht toe te voegen, waardoor ze niet schiften in de saus.
Voorbeelden
She tried to temper her excitement with a sense of realism about the project's challenges.
Ze probeerde haar opwinding te temperen met een gevoel van realisme over de uitdagingen van het project.
His initial frustration was tempered by a thoughtful conversation with his mentor.
Zijn aanvankelijke frustratie werd getemperd door een doordacht gesprek met zijn mentor.
Lexicale Boom
distemper
temper
