Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
Voorbeelden
The captain navigated the ship through rough waters with skill and expertise.
De kapitein navigeerde het schip met vaardigheid en expertise door ruwe wateren.
The passengers waved goodbye to their loved ones from the ship's deck.
De passagiers zwaaiden hun geliefden uit vanaf het dek van het schip.
to ship
01
verzenden, verschepen
to send goods or individuals from one place to another using some form of transportation
Transitive: to ship sth | to ship sth somewhere
Voorbeelden
The company decided to ship the products overseas to meet the growing demand in international markets.
Het bedrijf besloot de producten overzee te verzenden om aan de groeiende vraag in internationale markten te voldoen.
We will ship the customer's order via express delivery to ensure prompt delivery.
We zullen de bestelling van de klant via expressbezorging verzenden om een snelle levering te garanderen.
02
inschepen, aan boord gaan
to embark or board a vessel for transportation by water
Intransitive
Voorbeelden
The passengers will ship at the port in the evening for their week-long cruise.
De passagiers zullen 's avonds aan boord gaan in de haven voor hun weeklange cruise.
The explorers will ship at dawn to commence their journey across the open sea.
De ontdekkingsreizigers zullen bij zonsopgang inschepen om hun reis over de open zee te beginnen.
03
verzenden, vervoeren per schip
to transport goods or individuals via ships or vessels
Transitive: to ship sth | to ship sth somewhere
Voorbeelden
The company decided to ship the newly manufactured cars to international markets using cargo ships.
Het bedrijf besloot de nieuw vervaardigde auto's naar internationale markten te verzenden met behulp van vrachtschepen.
The online retailer ships products worldwide, ensuring timely delivery through maritime shipping services.
De online retailer verzendt producten wereldwijd en zorgt voor tijdige levering via maritieme verzenddiensten.
04
dienen op een schip, aan boord gaan
to be engaged in service on a ship
Intransitive: to ship | to ship on a vessel
Voorbeelden
After completing his training, the new recruit will ship on a naval frigate.
Na het voltooien van zijn training zal de nieuwe rekruut inschepen op een marinefregat.
The experienced seaman decided to ship on a merchant vessel for a transatlantic voyage.
De ervaren zeeman besloot te varen op een koopvaardijschip voor een transatlantische reis.
05
shippen, ondersteunen
to support or hope for a romantic relationship between two people, whether real or fictional
Voorbeelden
I totally ship them; their chemistry is undeniable.
Ik ship ze helemaal; hun chemie is onmiskenbaar.
Do you ship those two characters from the show?
Ship jij die twee personages uit de show ?



























