Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
Voorbeelden
After several days without food, he felt too weak to stand.
Na enkele dagen zonder voedsel voelde hij zich te zwak om te staan.
The child was too weak to lift the heavy backpack.
Het kind was te zwak om de zware rugzak op te tillen.
02
zwak, broos
structurally fragile or lacking durability
Voorbeelden
The bridge collapsed at its weak central support.
De brug stortte in op zijn zwakke centrale steun.
That old shelf has a weak joint and might snap under weight.
Die oude plank heeft een zwakke verbinding en kan onder het gewicht breken.
03
verdund, flauw
excessively diluted, resulting in a thin, insipid, or ineffective quality
Voorbeelden
The coffee was so weak that it tasted more like water than a proper brew.
De koffie was zo zwak dat het meer naar water smaakte dan naar een goede brew.
She complained about the weak tea and asked for a stronger infusion.
Ze klaagde over de slappe thee en vroeg om een sterkere infusie.
04
zwak, beïnvloedbaar
easily influenced by others and lacking the ability or will to uphold one's decisions, beliefs, etc.
Voorbeelden
Sarah 's weak character was evident in her tendency to change her mind frequently, unable to stand firm in her decisions.
Sarahs zwakke karakter was duidelijk in haar neiging om vaak van gedachten te veranderen, niet in staat om standvastig te zijn in haar beslissingen.
The weak leader's indecisiveness caused confusion among the team, leading to a lack of direction.
De besluiteloosheid van de zwakke leider veroorzaakte verwarring binnen het team, wat leidde tot een gebrek aan richting.
05
zwak, onbeklemtoond
(used of vowels or syllables) pronounced with little or no stress
06
zwak, neerwaarts
tending downward in price
07
breekbaar, zwak
likely to fail under stress or pressure
Voorbeelden
There was a weak sound of music coming from the next room.
Er was een zwak geluid van muziek uit de volgende kamer.
The weak light from the distant lantern barely cut through the fog.
Het zwakke licht van de verre lantaarn sneed amper door de mist.
09
zwak, machteloos
not having authority, political strength, or governing power
10
zwak, regelmatig
(used of verbs) having standard (or regular) inflection
11
zwak, beperkt
deficient in intelligence or mental power
12
zwak, onbekwaam
deficient or lacking in some skill
13
zwak, breekbaar
lacking strength or the ability to withstand pressure and force
14
kut, slecht
bad, uncool, or disappointing
Voorbeelden
This party is weak; let's go somewhere else.
Dit feest is slecht ; laten we ergens anders heen gaan.
His excuse for being late was weak.
Zijn excuus voor te laat komen was zwak.



























