Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
to hustle
01
opschieten, snel bewegen
to cause someone or something to move quickly
Transitive: to hustle sb somewhere
Voorbeelden
Realizing the urgency, he hustled his friends out of the building before the authorities arrived.
Beseffend hoe dringend het was, haastte hij zijn vrienden het gebouw uit voordat de autoriteiten arriveerden.
The sudden noise in the forest hustled the animals away, seeking shelter.
Het plotselinge geluid in het bos joeg de dieren weg, op zoek naar onderdak.
02
haasten, ijveren
to proceed with vigor, often involving a sense of urgency
Intransitive
Voorbeelden
The morning rush hour sees commuters hustling to catch trains and buses.
De ochtendspits ziet forenzen haasten om treinen en bussen te halen.
In the busy market, vendors hustle to set up their stalls before the customers arrive.
In de drukke markt haasten verkopers zich om hun kraampjes op te zetten voordat de klanten arriveren.
03
overtuigen, aansporen
to convince or make someone do something
Ditransitive: to hustle sb to do sth
Voorbeelden
With charm and enthusiasm, the team leader hustled the team to meet the tight project deadline.
Met charme en enthousiasme dreef de teamleider het team aan om de krappe projectdeadline te halen.
The motivational speaker hustled the audience to take action and pursue their dreams.
De motivatiespreker heeft het publiek overgehaald om actie te ondernemen en hun dromen na te jagen.
04
promoten, energiek verkopen
to use assertive and energetic tactics to promote and sell products or services
Transitive: to hustle products or services
Voorbeelden
The street vendor hustled his merchandise, calling out discounts and attracting passersby.
De straatverkoper beunhaasde zijn waar, riep kortingen uit en trok voorbijgangers aan.
The event promoter knew how to hustle tickets, using creative marketing strategies to boost attendance.
De evenementenpromotor wist hoe hij kaartjes moest hustle, met creatieve marketingstrategieën om de opkomst te vergroten.
05
hard werken, zich inspannen
to achieve or acquire something through determined and vigorous efforts
Transitive: to hustle an achievement
Voorbeelden
She hustled a promotion by consistently exceeding performance expectations.
Ze heeft geknokt voor een promotie door consequent de prestatieverwachtingen te overtreffen.
He hustled a scholarship through hard work and dedication to academics and extracurricular activities.
Hij verdiende een beurs door hard te werken en toewijding aan academische en buitenschoolse activiteiten.
Hustle
01
a state of rapid, busy, or energetic activity
Voorbeelden
The morning hustle at the train station was overwhelming.
There was a lot of hustle and noise in the marketplace.
02
oplichting, zwendel
a fraudulent or deceptive scheme or activity designed to obtain money or other benefits through dishonest or illegal means
Voorbeelden
Organized crime syndicates often operate illegal hustles such as drug trafficking and money laundering.
Georganiseerde misdaadsyndicaten runnen vaak illegale zwendel zoals drugshandel en witwassen.
The con artist used a fake investment scheme as his latest hustle to defraud investors of millions.
De oplichter gebruikte een vals investeringsplan als zijn nieuwste zwendel om investeerders voor miljoenen te bedriegen.
03
oplichting, project
a project or activity undertaken to earn money or achieve a goal
Voorbeelden
Everybody 's got a hustle these days.
Hustle is het woord dat tegenwoordig iedereen gebruikt om te verwijzen naar een project of activiteit die wordt ondernomen om geld te verdienen of een doel te bereiken.
Her hustle involves teaching online courses on weekends.
Haar hustle houdt in dat ze in het weekend online cursussen geeft.
Lexicale Boom
hustler
hustle



























