to get up
Pronunciation
/ɡɛt ˈʌp/
British pronunciation
/ɡɛt ˈʌp/

Definitie en betekenis van "get up"in het Engels

to get up
[phrase form: get]
01

opstaan, gaan staan

to get on our feet and stand up
Intransitive
to get up definition and meaning
example
Voorbeelden
After a long flight, it felt good to get up and stretch my legs.
Na een lange vlucht voelde het goed om op te staan en mijn benen te strekken.
She asked the students to get up from their desks and form a circle.
Ze vroeg de leerlingen om van hun bureaus op te staan en een cirkel te vormen.
02

opstaan, wakker worden

to wake up and get out of bed

arise

rise

Intransitive: to get up | to get up point in time
to get up definition and meaning
example
Voorbeelden
I usually get up at 6 AM to start my day.
Ik sta meestal om 6 uur op om mijn dag te beginnen.
Every morning, she gets up early to meditate and prepare for the day.
Elke ochtend staat ze vroeg op om te mediteren en zich voor te bereiden op de dag.
2.1

wekken, uit bed halen

to wake someone up and make them leave their bed
Transitive: to get up sb
example
Voorbeelden
I get my sister up early for school every morning.
Ik maak mijn zus elke ochtend vroeg wakker voor school.
Can you get your brother up? He's going to be late.
Kun je je broer wakker maken? Hij komt te laat.
03

optillen, verhogen

to elevate something from a lower position to a higher one
Transitive: to get up sth
to get up definition and meaning
example
Voorbeelden
Can you get that painting up on the wall for me?
Kun je dat schilderij voor mij ophangen aan de muur?
He struggled to get the heavy box up and place it on the shelf.
Hij worstelde om de zware doos op te tillen en op de plank te zetten.
04

zich opdirken, zich uitdossen

to dress in stylish clothing to enhance one's attractiveness or appeal
Transitive: to get up sb | to get up oneself
to get up definition and meaning
example
Voorbeelden
She got herself up in an elegant evening gown for the gala.
Ze kleedde zich aan in een elegante avondjurk voor het gala.
They got themselves up in matching outfits for the wedding.
Ze kleedden zich in bijpassende outfits voor de bruiloft.
05

organiseren, voorbereiden

to plan or organize something, often an event or activity
Transitive: to get up an event or activity
example
Voorbeelden
They got up a surprise party for their friend's birthday.
Ze hebben een verrassingsfeestje georganiseerd voor de verjaardag van hun vriend.
She got up the school play, which was a huge success.
Ze heeft het schooltoneelstuk georganiseerd, dat een groot succes was.
06

opklimmen, beklimmen

to physically climb up an object or surface, such as a ladder, stairs, hill, or mountain
Transitive: to get up an object or surface
example
Voorbeelden
She got up the ladder to reach the top shelf.
Ze klom de ladder op om de bovenste plank te bereiken.
The skier got up the slope and prepared for the descent.
De skiër klom de helling op en bereidde zich voor op de afdaling.
07

opstaan, toenemen

(of wind, a storm, or the sea) to increase in strength, intensity, or force
Intransitive
example
Voorbeelden
He noticed the wind getting up, so he decided to postpone his sailing trip.
Hij merkte dat de wind opstak, dus besloot hij zijn zeiltocht uit te stellen.
They were fishing, but when the wind got up, they had to return to the shore.
Ze waren aan het vissen, maar toen de wind opstak, moesten ze terugkeren naar de oever.
08

verhogen, intensiveren

to increase steadily, especially in intensity or volume
Transitive: to get up sth
example
Voorbeelden
The chef worked on getting up the flavors in the soup by adding various spices.
De chef werkte aan het opkrikken van de smaken in de soep door verschillende kruiden toe te voegen.
The locomotive got up a powerful head of steam before departing.
De locomotief verzamelde een krachtige stoomkop voordat hij vertrok.
09

verwerven, leren

to acquire knowledge of a particular subject or skill
Transitive: to get up knowledge of a subject
example
Voorbeelden
She gets up the basics of programming quickly.
Ze leert snel de basis van programmeren.
I get up the history of ancient civilizations through my studies.
Ik verwerf de geschiedenis van oude beschavingen door mijn studies.
10

bijeenbrengen, vormen

to gather together a group or collection
Transitive: to get up a group or collection
example
Voorbeelden
The manager got up a team of experts to work on the project.
De manager heeft een team van experts samengesteld om aan het project te werken.
We need to get up a committee to plan the event.
We moeten een comité samenstellen om het evenement te plannen.
11

oprukken, opgaan

(in sports) to move toward the attacking goal
Intransitive
example
Voorbeelden
The team captain encouraged the players to get up and score.
De teamkapitein moedigde de spelers aan om op te staan en te scoren.
As the match intensified, the midfielder got up with the ball.
Toen de wedstrijd intenser werd, stond de middenvelder op met de bal.
LanGeek
Download de App
langeek application

Download Mobile App

stars

app store