Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
01
oudbakken, niet meer vers
(of food, particularly cake and bread) not fresh anymore, due to exposure to air or prolonged storage
Voorbeelden
The bread became stale after sitting out on the counter for several days.
Het brood werd oud nadat het enkele dagen op het aanrecht had gelegen.
She found the crackers in the pantry had gone stale, lacking their usual crispness.
Ze ontdekte dat de crackers in de voorraadkast oud waren geworden en hun gebruikelijke knapperigheid misten.
Voorbeelden
The party 's playlist felt stale, with the same songs played repeatedly throughout the night.
De afspeellijst van het feest voelde muf aan, met dezelfde nummers die de hele avond herhaaldelijk werden gedraaid.
Their conversation topics became stale, lacking the excitement they once had.
Hun gespreksonderwerpen werden afgezaagd, zonder de opwinding die ze ooit hadden.
2.1
verlopen, verouderd
no longer valid or useful because it has not been acted on in time
Voorbeelden
The company rejected the stale application because it was submitted after the deadline.
Het bedrijf verwierp de vervallen aanvraag omdat deze na de deadline werd ingediend.
The court threw out the stale evidence, as it had n’t been presented in a timely manner.
De rechtbank verwierp het verouderde bewijs, omdat het niet tijdig was ingediend.
Voorbeelden
The room smelled of stale air after being closed for hours.
De kamer rook naar bedorven lucht nadat hij urenlang gesloten was.
The water in the bottle tasted stale after sitting in the sun all day.
Het water in de fles smaakte muf na een hele dag in de zon te hebben gestaan.
Voorbeelden
After years of handling the same projects, he felt stale and disconnected from his work.
Na jarenlang dezelfde projecten te hebben behandeld, voelde hij zich uitgeput en losgekoppeld van zijn werk.
The teacher started feeling stale, unable to motivate her students like she once did.
De leraar begon zich uitgeput te voelen, niet in staat om zijn studenten te motiveren zoals hij vroeger deed.
to stale
01
plassen, urineren
to urinate, especially used when referring to an animal, particularly a horse
Voorbeelden
The horse staled by the roadside during the ride.
Het paard urineerde langs de weg tijdens de rit.
After being let out, the cattle staled in the pasture.
Nadat ze waren vrijgelaten, urineerden de runderen in de wei.
02
oud maken, versheid verliezen
to make something no longer fresh, often due to neglect or lack of use
Transitive
Voorbeelden
The warm weather staled the bread, making it lose its freshness.
Het warme weer maakte het brood oud, waardoor het zijn versheid verloor.
Leaving the milk out for too long staled it, making it undrinkable.
De melk te lang buiten laten staan maakte het oud, waardoor het ondrinkbaar werd.
03
oud worden, versheid verliezen
to lose freshness and become dry over time
Intransitive
Voorbeelden
The bread staled overnight after being left uncovered.
Het brood werd oud na een nacht onafgedekt te zijn gelaten.
The cake staled by the next morning, losing its freshness.
De cake werd droog tegen de volgende ochtend en verloor zijn versheid.
Lexicale Boom
staleness
stale



























