Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
to manage
01
beheren, leiden
to be in charge of the work of a team, organization, department, etc.
Transitive: to manage an organization or business
Voorbeelden
The CEO skillfully manages the company, ensuring growth and profitability.
De CEO beheert het bedrijf vaardig, waardoor groei en winstgevendheid worden gegarandeerd.
She manages a small café in the city center.
Ze beheert een klein café in het stadscentrum.
1.1
beheren, leiden
to hold a role that involves overseeing and directing the work of employees
Transitive: to manage a team or staff
Voorbeelden
She was promoted to manage the marketing team, where she implemented new strategies to boost engagement.
Ze werd bevorderd om het marketingteam te beheren, waar ze nieuwe strategieën implementeerde om de betrokkenheid te vergroten.
He was promoted to manage the customer service staff.
Hij werd bevorderd om de klantenservicemedewerkers te beheren.
02
slagen, beheren
to do something difficult successfully
Transitive: to manage to do sth
Voorbeelden
She managed to finish the project just before the deadline.
Ze slaagde erin het project vlak voor de deadline af te ronden.
He managed a quick glance before turning away.
Hij slaagde erin een snelle blik te werpen voordat hij zich omdraaide.
Voorbeelden
He managed on a minimal budget while starting his own business.
Hij slaagde erin om met een minimaal budget zijn eigen bedrijf te starten.
Many families manage on one income.
Veel families redden het met één inkomen.
03
beheren, hanteren
to deal with someone, something, or a situation in a way that keeps it under control
Transitive: to manage
Voorbeelden
We have to manage these changes carefully.
We moeten deze veranderingen zorgvuldig beheren.
He knows how to manage difficult situations with ease.
Hij weet hoe hij moeilijke situaties met gemak kan beheren.
3.1
beheren, managen
to make the best use of a resource by handling it responsibly
Voorbeelden
The school teaches students how to manage their study time effectively.
De school leert studenten hoe ze hun studietijd effectief kunnen beheren.
They should manage their waste to reduce environmental impact.
Ze moeten hun afval beheren om de milieu-impact te verminderen.
04
beheren, besturen
to control or oversee the use and development of land
Voorbeelden
The landowners manage their property to ensure wildlife conservation.
De grondbezitters beheren hun eigendom om natuurbehoud te waarborgen.
The forest is carefully managed to prevent overlogging.
Het bos wordt zorgvuldig beheerd om overmatige houtkap te voorkomen.
05
erin slagen om te eten of drinken, kunnen eten of drinken
to succeed in eating or drinking something, especially when it is difficult or requires effort
Voorbeelden
He could n't manage more than a few bites of his meal.
Hij kon niet meer dan een paar happen van zijn maaltijd beheren.
Could you manage one more slice of pizza?
Kun je nog een stuk pizza aan?
06
klaarspelen, lukken
to be able to find time to do something at a specific moment
Voorbeelden
Let me know if you can manage tomorrow morning for a quick call.
Laat me weten of je het morgenochtend kunt regelen voor een snel telefoongesprek.
She might be able to manage a few minutes to chat later.
Ze zou later een paar minuten kunnen vrijmaken om te chatten.
07
voor elkaar krijgen, klaarspelen
to do something that results in a negative outcome
Voorbeelden
She always manages to forget the important details.
Ze lukt het altijd om de belangrijke details te vergeten.
He managed to break the vase despite being careful.
Hij is erin geslaagd de vaas te breken ondanks dat hij voorzichtig was.
Lexicale Boom
manageable
management
managerial
manage



























