Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
01
the portion of a forequarter of beef or other large animal, extending from the neck to the ribs and including the shoulder blade
Voorbeelden
The recipe calls for a slow-cooked chuck roast.
He bought a chuck from the butcher for the stew.
02
a portion of food eaten at one time
Voorbeelden
The workers sat down for their midday chuck.
She served a hearty chuck after the long hike.
03
a clamping device with adjustable jaws used to hold a workpiece in a lathe or a tool in a drill
Voorbeelden
The machinist secured the metal rod in the lathe chuck.
A drill chuck must be tightened before starting to drill.
to chuck
01
gooien, smijten
to throw something in a casual and sometimes playful manner
Transitive: to chuck sth somewhere
Voorbeelden
He decided to chuck the pebble into the pond, creating ripples on the water's surface.
Hij besloot het kiezelsteentje in de vijver te gooien, wat rimpelingen op het wateroppervlak veroorzaakte.
Instead of handing it over, she playfully chucked the ball to her friend.
In plaats van het over te geven, gooide ze speels de bal naar haar vriend.
02
iemand speels of liefdevol onder de kin aanraken of kriebelen, zachtjes onder de kin strelen
to touch or pat someone playfully or affectionately under the chin
Transitive: to chuck sb/sth
Voorbeelden
As she smiled at the toddler, she could n't resist chucking him gently under the chin.
Terwijl ze naar de peuter glimlachte, kon ze niet weerstaan om hem zachtjes onder de kin te kriebelen.
He chuckled and chucked his niece under the chin, delighted by her laughter.
Hij grinnikte en tikte zijn nichtje onder de kin, verheugd door haar gelach.
03
weggooien, smijten
to throw away or discard something
Transitive: to chuck sth
Voorbeelden
He decided to chuck his old tattered sneakers and buy a new pair.
Hij besloot zijn oude versleten sneakers weg te gooien en een nieuw paar te kopen.
He decided to chuck the old sweater that he had n't worn in years.
Hij besloot de oude trui die hij al jaren niet had gedragen weg te gooien.
04
verlaten, dumpen
to leave or end a romantic relationship with someone
Dialect
British
BritishTransitive: to chuck sb
Voorbeelden
She decided to chuck her boyfriend after realizing they wanted different things in life.
Ze besloot haar vriend te dumpen nadat ze zich realiseerde dat ze verschillende dingen in het leven wilden.
He chucked his girlfriend because he felt they were growing apart.
Hij heeft zijn vriendin gedumpt omdat hij voelde dat ze uit elkaar groeiden.
