Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
to tie up
[phrase form: tie]
01
vastbinden, meren
to fasten an object securely with ropes
Transitive: to tie up sth
Ditransitive: to tie up sth to sth
Voorbeelden
Before sailing, sailors tie the boat up to the dock.
Voor het uitvaren binden de zeilers de boot vast aan de kade.
He tied up the horse to the hitching post.
Hij bond het paard vast aan de hitching post.
02
afronden, voltooien
(in crocheting) to complete the final row of stitches before finishing the project
Transitive: to tie up sth
Voorbeelden
After hours of knitting, she tied up the scarf with a flourish.
Na uren breien eindigde ze de sjaal met een zwier.
She tied the crocheted blanket up with a delicate edging.
Ze maakte de gehaakte deken af met een delicate rand.
03
blokkeren, lamleggen
to prevent something from normal movement or operation
Transitive: to tie up sb/sth
Voorbeelden
The traffic accident tied up the entire highway for hours.
Het verkeersongeval heeft de hele snelweg urenlang geblokkeerd.
A fallen tree branch tied up the power lines, causing a temporary outage in the neighborhood.
Een gevallen tak heeft de elektriciteitsdraden vastgebonden, wat een tijdelijke stroomonderbreking in de buurt veroorzaakte.
04
vastmaken, meren
to safely attach a boat in its dock
Transitive: to tie up sth
Voorbeelden
They decided to tie up the kayaks along the riverbank.
Ze besloten de kajaks langs de rivieroever vast te maken.
The fisherman needed to tie up his dinghy before heading home.
De visser moest zijn sloep vastmaken voordat hij naar huis ging.
05
vastleggen, investeren
to invest money or resources in a way that restricts their availability for other uses
Ditransitive: to tie up sth in sth
Voorbeelden
She decided to tie her savings up in a long-term investment.
Ze besloot haar spaargeld in een langetermijninvestering te binden.
The company tied the budget up in ambitious research projects.
Het bedrijf heeft het budget vastgezet in ambitieuze onderzoeksprojecten.
06
verbinden, koppelen
to connect or link something to another thing, often making them depend on or relate to each other in some way
Voorbeelden
Much of his money is tied up in property.
Veel van zijn geld is vastgezet in onroerend goed.
The issue was tied up with past decisions.
Het probleem was verbonden met eerdere beslissingen.



























