Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
to sweep
01
vegen, schoonmaken door te vegen
to clean a place by using a broom
Transitive: to sweep a place
Voorbeelden
She sweeps the kitchen floor every evening after dinner.
Ze veegt elke avond na het eten de keukenvloer.
The janitor sweeps the hallway to keep it clean and tidy.
De conciërge veegt de gang om hem schoon en netjes te houden.
02
terugkammen, wegvegen
to brush or comb hair back from the face
Transitive: to sweep hair somewhere
Voorbeelden
She swept her bangs back from her forehead with a quick motion.
Ze veegde haar pony met een snelle beweging van haar voorhoofd.
He swept his hair to the side to keep it out of his eyes.
Hij veegde zijn haar opzij om het uit zijn ogen te houden.
03
vegen, overweldigen
to influence or cover an area or place quickly and broadly
Intransitive
Voorbeelden
A sense of excitement swept over the crowd as the concert began.
Een gevoel van opwinding ving aan onder het publiek toen het concert begon.
A wave of relief swept through the team when they heard they had won.
Een golf van opluchting veegde door het team toen ze hoorden dat ze hadden gewonnen.
04
vegen, snel bewegen
to move swiftly and smoothly across a surface or through the air, often in a broad or wide-ranging motion
Intransitive: to sweep somewhere
Voorbeelden
The broom swept across the floor, gathering dust and debris.
De bezem veegde over de vloer, stof en puin verzamelend.
The wind swept through the valley, bending the tall grasses in its path.
De wind veegde door het dal en boog het hoge gras op zijn pad.
05
vegen, schoonvegen
to clear away dirt, litter, or debris by using a sweeping motion, typically with a broom or similar tool
Transitive: to sweep dirt or litter somewhere
Voorbeelden
He swept the leaves off the driveway, making it look neat again.
Hij veegde de bladeren van de oprit, waardoor het er weer netjes uitzag.
The maid swept the dust from the corners of the room.
De dienstmeid veegde het stof uit de hoeken van de kamer.
06
zich uitstrekken, kronkelen
to stretch or extend continuously in a specific direction, often forming a curve
Intransitive
Voorbeelden
The river sweeps through the valley, carving deep channels in the landscape.
De rivier veegt door de vallei en kerft diepe kanalen in het landschap.
The mountain range sweeps across the horizon, creating a stunning backdrop.
Het berggebied strekt zich uit over de horizon en creëert een prachtige achtergrond.
07
vegen, alle wedstrijden winnen
to win every game or event in a series
Transitive: to sweep a competition
Voorbeelden
The team swept the tournament, winning every match without losing a single one.
Het team veegde het toernooi, won elke wedstrijd zonder er een te verliezen.
She swept the competition, claiming first place in every event.
Ze veegde de competitie op, door in elk evenement de eerste plaats te behalen.
08
vegen, snel bewegen
to move something quickly and smoothly across a surface
Transitive: to sweep sth somewhere
Voorbeelden
He swept his hand over the surface of the water to feel the temperature.
Hij veegde zijn hand over het wateroppervlak om de temperatuur te voelen.
I accidentally swept the papers off the desk while reaching for my pen.
Ik heb per ongeluk de papieren van het bureau geveegd terwijl ik naar mijn pen reikte.
09
vegen, schoonvegen
to cover or target an entire area with a gun, typically by firing in a sweeping motion or pattern
Transitive: to sweep an area
Voorbeelden
The soldier swept the field with gunfire, ensuring no one could approach.
De soldaat veegde het veld schoon met vuur, ervoor zorgend dat niemand kon naderen.
The soldiers were ordered to sweep the building with their weapons drawn.
De soldaten kregen het bevel om het gebouw te vegen met hun wapens getrokken.
01
vegen, bereik
a wide scope
Voorbeelden
The novel covers the entire sweep of European history.
The director captured the sweep of the landscape in a single shot.
02
veeg, loopactie naar de zijlijn
(American football) a running play where the ball carrier runs toward the sideline to gain yards
Voorbeelden
The running back executed a sweep to the right.
De running back voerde een sweep naar rechts uit.
They used a sweep to gain yards on the outside.
Ze gebruikten een veeg om yards te winnen aan de buitenkant.
03
vegen, beweging in een boog
a movement in an arc
Voorbeelden
The dancer made a graceful sweep across the stage.
He swung his arm in a wide sweep.
04
een lange riem gebruikt in een open boot, een lange riem voor open boot
a long oar used in an open boat
Voorbeelden
Each rower took hold of a sweep.
The coxswain instructed them to use their sweeps evenly.
05
vegen, grand slam
winning all or all but one of the tricks in bridge
Voorbeelden
She scored a sweep in the last round of bridge.
The team managed a complete sweep of the tricks.
06
schoorsteenveger, schoorsteenreiniger
someone who cleans soot from chimneys
Voorbeelden
The sweep climbed the chimney to remove soot.
Chimney sweeps were essential in Victorian London.
Lexicale Boom
sweeper
sweeping
sweeping
sweep



























