Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
to put on
[phrase form: put]
01
aantrekken, opzetten
to place or wear something on the body, including clothes, accessories, etc.
Transitive: to put on clothes
Voorbeelden
I always put on my helmet before riding my bike.
Ik zet altijd mijn helm op voordat ik op mijn fiets stap.
She decided to put on her favorite dress for the party.
Ze besloot haar favoriete jurk voor het feest aan te trekken.
02
zetten, aanzetten
to begin cooking or heating something, especially on a stove
Transitive: to put on sth
Voorbeelden
I'll put on the kettle for some tea.
Ik zet het water aan voor wat thee.
I forgot to put on the pasta and now dinner will be late.
Ik ben vergeten de pasta op te zetten en nu komt het avondeten te laat.
03
aankomen, dikker worden
to gain weight, often in a short period of time
Transitive: to put on weight
Voorbeelden
She's put on a few pounds since the holidays.
Ze is sinds de vakantie een paar pond aangekomen.
I've been trying to put on some weight for the football season.
Ik heb geprobeerd wat gewicht aan te komen voor het voetbalseizoen.
04
opvoeren, presenteren
to stage a play, a show, etc. for an audience
Transitive: to put on a play or performance
Voorbeelden
The school decided to put on a play about environmental awareness.
De school besloot een toneelstuk over milieubewustzijn op te voeren.
They are putting on a musical at the local theater next month.
Ze brengen volgende maand een musical op de planken in het lokale theater.
05
toevoegen, ophopen
to increase the mileage on a vehicle's odometer
Transitive: to put on mileage
Voorbeelden
I put on 100 miles during our road trip last weekend.
Ik heb tijdens onze roadtrip afgelopen weekend 100 mijl bijgezet.
The long journey put on a lot of mileage on the car.
De lange reis voegde veel kilometers toe aan de auto.
06
aannemen, doen alsof
to engage in a behavior with the intention of fooling someone
Transitive: to put on a behavior
Voorbeelden
She put on a fake British accent to play a joke on her friends during the prank call.
Ze deed een nep-Brits accent op om haar vrienden voor de gek te houden tijdens het graptelefoontje.
He put on a magician's act, trying to deceive the audience with his " disappearing " coin trick.
Hij zette een goochelact op, waarbij hij het publiek probeerde te misleiden met zijn "verdwenen" munt truc.
07
aanbrengen, smeren
to apply a substance to one's skin, such as lotion
Transitive: to put on a substance
Voorbeelden
I always put on sunscreen before going to the beach.
Ik smeer altijd zonnebrandcrème op voordat ik naar het strand ga.
Do n't forget to put on your moisturizer at night.
Vergeet niet 's avonds je moisturizer aan te brengen.
08
organiseren, opzetten
to organize and present a show or event by making necessary preparations and providing the required equipment
Transitive: to put on a show
Voorbeelden
The city council worked hard to put on a memorable fireworks show for Independence Day.
De gemeenteraad werkte hard om een onvergetelijk vuurwerkshow te organiseren voor Onafhankelijkheidsdag.
The technology company planned to put on a product launch with live demonstrations.
Het technologiebedrijf was van plan een productlancering met live demonstraties te organiseren.
09
aanzetten, inschakelen
to turn on a device or machine, such as a television or computer
Transitive: to put on a device or machine
Voorbeelden
He put the computer on and started working on his project.
Hij zette de computer aan en begon te werken aan zijn project.
Please put on the TV; the game is about to start.
Zet de tv aan; het spel gaat bijna beginnen.
10
doorverbinden, overplaatsen
to transfer a telephone call to someone else
Transitive: to put on sb | to put on sb to sb
Voorbeelden
Could you please put me on to the sales department?
Kunt u mij doorverbinden met de verkoopafdeling, alstublieft?
I'll put you on with our customer service representative.
Ik zal u doorverbinden met onze klantenservicevertegenwoordiger.
11
voorschrijven, opleggen
to prescribe a medical treatment or medication to someone
Ditransitive: to put on sb a drug or treatment
Voorbeelden
The doctor put the patient on a strict diet to manage their condition.
De dokter heeft de patiënt op een streng dieet gezet om hun conditie te beheren.
She put her son on antibiotics to treat his infection.
Ze zette haar zoon op antibiotica om zijn infectie te behandelen.
12
opzetten, afspelen
to start playing a recorded piece of music, speech, or other audio
Transitive: to put on a recording
Voorbeelden
Can you put on some jazz while we have dinner?
Kun je wat jazz opzetten terwijl we aan het eten zijn?
She put her favorite song on to lift her mood.
Ze heeft haar favoriete nummer opgezet om haar stemming te verbeteren.
13
toevoegen, verhogen
to increase the cost of something by adding an amount of money or tax to its original price
Transitive: to put on an amount of money or tax
Voorbeelden
The restaurant decided to put on a 10 % surcharge during peak hours to cover increased operating costs.
Het restaurant besloot om tijdens de piekuren een toeslag van 10% in te voeren om de verhoogde bedrijfskosten te dekken.
The airline announced they would put on an extra fee for checked baggage on all international flights.
De luchtvaartmaatschappij kondigde aan dat ze een extra toeslag zouden heffen voor ingecheckte bagage op alle internationale vluchten.
14
wedden, inzetten
to place a bet on a particular outcome or event
Transitive: to put on a sum of money
Voorbeelden
He put on $ 50 that the home team would win.
Hij zette $50 in dat het thuisteam zou winnen.
I'm going to put on a few dollars for the underdog.
Ik ga een paar dollar inzetten voor de underdog.
put on
01
nep, gesimuleerd
adopted in order to deceive



























