Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
to change
01
veranderen, wijzigen
to make a person or thing different
Transitive: to change sth
Voorbeelden
Online shopping has changed the way people shop for goods and services.
Online winkelen heeft de manier veranderd waarop mensen goederen en diensten kopen.
She changed her hairstyle from long to short.
Ze heeft haar kapsel van lang naar kort veranderd.
1.1
veranderen, wijzigen
to not stay the same and as a result become different
Intransitive
Voorbeelden
Mary has n't changed at all. She's just as kind-hearted as she was before.
Mary is helemaal niet veranderd. Ze is net zo goedhartig als voorheen.
She changed as a person after traveling the world.
Ze is als persoon veranderd na het reizen door de wereld.
1.2
veranderen, transformeren
to transition from one state, condition, or form to another
Intransitive: to change into a form or state | to change to a form or state
Voorbeelden
Leaves on trees change from green to orange and red in the fall.
De bladeren aan bomen veranderen in de herfst van groen naar oranje en rood.
The caterpillar changed into a butterfly after undergoing metamorphosis.
De rups veranderde in een vlinder na het ondergaan van metamorfose.
1.3
veranderen, transformeren
to make someone or something transition from one state, condition, or form to another
Transitive: to change sth | to change sth into sth
Voorbeelden
The architect 's vision changed the barren land into a stunning skyscraper.
De visie van de architect veranderde de dorre grond in een prachtige wolkenkrabber.
The comedian 's jokes changed the mood from somber to joyful
De grappen van de comedian veranderden de sfeer van somber naar vrolijk.
1.4
veranderen, wijzigen
to stop being in one position, state, or direction and start being in another
Transitive: to change a quality or state
Voorbeelden
Chameleons change color to blend in with their surroundings.
Kameleons veranderen van kleur om op te gaan in hun omgeving.
The bird changed direction in mid-flight.
De vogel veranderde van richting tijdens de vlucht.
02
veranderen, vervangen
to substitute one thing for another, particularly something better or newer, but of the same kind
Transitive: to change sth
Voorbeelden
He changes his laptop every three years.
Hij vervangt zijn laptop elke drie jaar.
He wants to change his financial advisor.
Hij wil zijn financieel adviseur veranderen.
2.1
wisselen, veranderen
to exchange one's position with that of someone else's, so that one can have what the other person has
Transitive: to change a position or location
Voorbeelden
At the interval, the hockey teams change sides on the ice.
Tijdens de pauze wisselen de hockeyteams van kant op het ijs.
Can I change places with you at the dinner table?
Kan ik van plaats verwisselen met jou aan de eettafel?
2.2
omwisselen, wisselen
to convert the currency of one country to that of another
Transitive: to change a currency
Voorbeelden
He is planning to change his yen into pounds for his upcoming business trip.
Hij is van plan zijn yen in ponden te wisselen voor zijn aanstaande zakenreis.
I need to change my dollars to euros.
Ik moet mijn dollars omwisselen naar euro's.
2.3
kun je een biljet van 100 € wisselen?, zou je kleingeld kunnen geven voor een biljet van 100 €?
to exchange money of high value for the same amount but in coins or bills of lower value
Transitive: to change a sum of money
Voorbeelden
Can you change a € 100 note?
Kunt u een biljet van 100 € wisselen?
She changed her $ 20 bill into two $ 5 bills and some quarters.
Ze wisselde haar biljet van 20 dollar in voor twee biljetten van 5 dollar en wat kwartjes.
03
veranderen, zich omkleden
to put different clothes on
Intransitive
Voorbeelden
After getting wet in the rain, they went home to change into dry clothes.
Nadat ze nat werden in de regen, gingen ze naar huis om droge kleren aan te trekken.
She likes to change into pajamas as soon as she gets home from work.
Ze vindt het fijn om zich om te kleden in pyjama zodra ze thuis komt van haar werk.
3.1
veranderen, aankleden
to put clean clothes on a baby or change his or her diaper
Transitive: to change a baby
Voorbeelden
After breakfast, it 's time to change the baby before we head out for a walk.
Na het ontbijt is het tijd om de baby te verschonen voordat we gaan wandelen.
Can you please change the baby while I prepare her bottle?
Kun je alsjeblieft de baby verschonen terwijl ik zijn flesje klaarmaak?
04
veranderen, overstappen
to move from a vehicle, airplane, etc. to another in order to continue a journey
Intransitive
Voorbeelden
Passengers will need to change at the next station.
Passagiers moeten op het volgende station overstappen.
We had to change in Chicago to reach our final destination.
We moesten in Chicago overstappen om onze eindbestemming te bereiken.
05
ruilen, vervangen
to return what one has bought, particularly due to it being faulty, in order to exchange it with a new one
Dialect
British
Transitive: to change a purchased item
Voorbeelden
As long as you have the receipt, you can change the dress for a different style or size.
Zolang je de bon hebt, kun je de jurk omruilen voor een andere stijl of maat.
I had to change the shirt I bought because it had a hole in it.
Ik moest het shirt dat ik had gekocht verwisselen omdat er een gat in zat.
Change
01
verandering, wijziging
a process or result of becoming different
Voorbeelden
The change in weather brought cooler temperatures and rain.
De verandering in het weer bracht koelere temperaturen en regen.
She noticed a significant change in her friend's behavior lately.
Ze merkte de laatste tijd een significante verandering in het gedrag van haar vriendin op.
02
wisselgeld, teruggave
the money that is returned to us when we have paid more than the actual cost of something
Voorbeelden
When I handed the server a twenty-dollar bill for my meal, I waited patiently for my change to be returned.
Toen ik de serveerster een briefje van twintig dollar gaf voor mijn maaltijd, wachtte ik geduldig tot mijn wisselgeld werd teruggegeven.
As I paid for my bus fare with a larger bill, the driver handed me my change along with the ticket.
Toen ik mijn buskaartje betaalde met een groter biljet, gaf de chauffeur me mijn wisselgeld samen met het ticket.
03
verandering, wijziging
the action of changing something
04
verandering, kleding
a different or fresh set of clothes
05
verandering, wijziging
a relational difference between states; especially between states before and after some event
06
verandering, wijziging
the result of alteration or modification
07
verandering, wijziging
a thing that is different
08
verandering, afwisseling
a difference that is usually pleasant
09
wisselgeld, munten
coins of small denomination regarded collectively
10
wisselgeld, kleingeld
money received in return for its equivalent in a larger denomination or a different currency
Lexicale Boom
changed
changer
changing
change



























