Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
when
01
wanneer, toen
used when we want to ask at what time something happens
Voorbeelden
Can you let me know when the package arrives?
Kun je me laten weten wanneer het pakket arriveert?
Can you tell me when the meeting begins?
Kunt u me vertellen wanneer de vergadering begint?
02
wanneer, toen
used to refer to a specific situation or time
when
01
wanneer, terwijl
used to indicate that two things happen at the same time or during something else
Voorbeelden
He felt nervous when he had to give a presentation.
Hij voelde zich nerveus toen hij een presentatie moest geven.
I always eat breakfast when I wake up in the morning.
Ik eet altijd ontbijt wanneer ik 's ochtends wakker word.
02
toen, terwijl
used to imply unexpected or ironic outcomes
Voorbeelden
He laughed when others expected him to be angry.
Hij lachte toen anderen verwachtten dat hij boos zou zijn.
She found hope when all seemed lost.
Ze vond hoop toen alles verloren leek.
03
wanneer
used to provide a reason or explanation for the main clause
Voorbeelden
I do n't understand why we need to rush when we still have plenty of time to finish the project.
Ik begrijp niet waarom we moeten haasten wanneer we nog genoeg tijd hebben om het project af te ronden.
It does n't make sense to spend so much money on a new phone when my current one works perfectly fine.
Het slaat nergens op om zoveel geld uit te geven aan een nieuwe telefoon wanneer mijn huidige prima werkt.
when
01
wanneer
used to represent the time when something happens as the subject or object of verb or preposition
Voorbeelden
I do n't know when he'll arrive.
Ik weet niet wanneer hij zal aankomen.
I remember when we went to Paris.
Ik herinner me toen we naar Parijs gingen.



























