
Zoeken
aboard
01
aan boord, op boord
on or into a vehicle such as a bus, train, plane, etc.
Example
They climbed aboard the train just as the doors were closing.
Ze klommen aan boord van de trein net toen de deuren dichtgingen.
The passengers were instructed to be safely seated aboard the airplane.
De passagiers kregen instructies om veilig aan boord van het vliegtuig te zitten.
02
op de basis, aan boord
on first or second or third base
03
aan boord, bij de groep
part of a group
04
naast elkaar, vlakbij
side by side
05
moedig, dapper
made bold or courageous
aboard
01
aan boord, op boord
on or inside a vehicle, ship, or aircraft
Example
We climbed aboard the train before it departed.
We klommen aan boord van de trein voordat deze vertrok.
The captain welcomed the crew aboard the ship.
De kapitein verwelkomde de bemanning aan boord van het schip.