Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
to distress
01
benauwen, bedroeven
to cause someone difficulty or hardship, particularly financial struggles or emotional turmoil
Transitive: to distress sb
Voorbeelden
The sudden loss of his job distressed him greatly, as he struggled to pay his bills.
Het plotselinge verlies van zijn baan bedroefde hem enorm, terwijl hij moeite had om zijn rekeningen te betalen.
The unexpected medical expenses distressed the family, causing them to worry about their finances.
De onverwachte medische kosten bedrukten het gezin, waardoor ze zich zorgen maakten over hun financiën.
Voorbeelden
The news of the accident distressed her deeply.
Het nieuws van het ongeluk heeft haar diep bedroefd.
The loud arguments in the house distressed the children.
De luide ruzies in huis bedroefden de kinderen.
Distress
Voorbeelden
She was in distress after hearing the tragic news.
Ze was in nood na het horen van het tragische nieuws.
The company faced financial distress.
Het bedrijf kampte met financiële nood.
02
nood, noodsituatie
a situation where an airplane, ship, etc. requires help because it is in serious danger
Voorbeelden
The distress call from the stranded hikers prompted an immediate search and rescue operation.
De noodoproep van de gestrande wandelaars leidde tot een onmiddellijke zoek- en reddingsoperatie.
The distress signal from the sinking ship was picked up by nearby vessels.
Het noodsignaal van het zinkende schip werd opgepikt door nabijgelegen schepen.
03
the act of seizing and holding property as security for debt or to satisfy a claim
Voorbeelden
The landlord used distress to recover unpaid rent.
Distress of the debtor's goods was ordered by the court.
04
intense physical pain or suffering
Voorbeelden
The athlete was in visible distress after the injury.
She gasped in distress as the burn worsened.
Lexicale Boom
distressed
distressing
distress



























