Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
to bite
01
bijten, kauwen
to cut into flesh, food, etc. using the teeth
Transitive: to bite sth
Intransitive: to bite | to bite int sth
Voorbeelden
The dog warned the intruder by growling before attempting to bite.
De hond waarschuwde de indringer door te grommen voordat hij probeerde te bijten.
The toddler cried loudly after accidentally biting his own finger.
De peuter huilde luid nadat hij per ongeluk in zijn eigen vinger had gebeten.
02
bijten, steken
to deliver a sting or wound, typically as a means of defense or predation
Transitive: to bite sb/sth
Intransitive
Voorbeelden
The snake can bite quickly when threatened.
De slang kan snel bijten wanneer hij bedreigd wordt.
Mosquitoes bite and leave itchy welts on the skin.
Muggen bijten en laten jeukende bultjes op de huid achter.
03
bijten, steken
to inflict a sharp pain or discomfort on someone or something
Transitive: to bite sth | to bite into the skin | to bite at the skin
Voorbeelden
The cold wind seemed to bite my cheeks as I walked outside.
De koude wind leek mijn wangen te bijten toen ik naar buiten liep.
The sharp rock bit into my skin as I slid down the hill.
De scherpe steen beet in mijn huid terwijl ik van de heuvel gleed.
04
bijten, snijden
to cut or break the surface of something using a sharp object
Transitive: to bite sth
Voorbeelden
The scissors bit the paper, cutting it neatly into two pieces.
De schaar beet in het papier en sneed het netjes in twee stukken.
The blade bit the metal, leaving a shiny mark.
Het mes beet in het metaal en liet een glanzende markering achter.
05
(African American) to plagiarize, copy, or imitate someone's style, moves, or work
Voorbeelden
He 's always biting my dance moves.
Do n't bite my lyrics for your song.
01
beet, steek
a wound or injury inflicted by the teeth of an animal
Voorbeelden
The dog bite on his leg required immediate medical attention.
De beet van de hond in zijn been vereiste onmiddellijke medische aandacht.
She had a bite mark on her arm from a stray cat.
Ze had een bijtmerk op haar arm van een zwerfkat.
02
hap, beet
a small amount of food that is taken into the mouth at one time, often to chew or swallow
Voorbeelden
She took a bite of the apple and savored its sweetness.
Ze nam een hap van de appel en genoot van de zoetheid.
He offered me a bite of his sandwich to taste the new flavor.
Hij bood me een hapje van zijn sandwich aan om de nieuwe smaak te proeven.
2.1
een hapje, een snelle snack
a light, informal meal or snack, often eaten quickly
Voorbeelden
We stopped at a café for a quick bite before continuing our road trip.
We stopten bij een café voor een snelle hap voordat we onze roadtrip voortzetten.
She grabbed a bite at the food truck between meetings.
Ze pakte een hapje bij de foodtruck tussen vergaderingen door.
03
beet, hap
the act of grabbing or tearing into something using one's teeth and jaws
04
hap, stuk
a portion removed from the whole
05
beet, scherpte
the intense taste experience of food, particularly characterized by a sharp or strong flavor
Voorbeelden
The chili had a fiery bite that lingered on the taste buds.
De chili had een vurige beet die op de smaakpapillen bleef hangen.
The aged cheese offered a complex bite, combining nuttiness with a sharp tang.
De belegen kaas bood een complexe smaak, die nootachtigheid combineerde met een scherpe tang.
06
bijtendheid, scherpte
a sharp, cutting, or caustic quality in speech, writing, or tone
Voorbeelden
Her words had a bite to them, leaving everyone stunned by their harshness.
Haar woorden hadden een beet, waardoor iedereen verbaasd was door hun hardheid.
The critic 's review had a bite that made the author rethink their work.
De recensie van de criticus had een beet die de auteur aan het denken zette over hun werk.
07
beet, vangst
(angling) an instance of a fish taking the bait
08
beet, steek
a painful wound caused by the thrust of an insect's stinger into skin
Lexicale Boom
biting
bite



























