Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
to ordain
01
gelasten, verordenen
to officially order something using one's higher authority
Transitive: to ordain sth
Voorbeelden
The religious leader ordained a day of fasting and prayer for the community.
De religieuze leider bepaalde een dag van vasten en gebed voor de gemeenschap.
The university president ordained a new policy requiring students to attend mandatory seminars.
De universiteitspresident vaardigde een nieuw beleid uit dat studenten verplicht om verplichte seminars bij te wonen.
02
wijden, aanstellen
to officially confer or appoint someone to a position, typically within a religious context such as the priesthood
Transitive: to ordain sb
Voorbeelden
The bishop ordains new priests during the annual ceremony at the cathedral.
De bisschop wijdt nieuwe priesters tijdens de jaarlijkse ceremonie in de kathedraal.
Last year, the church ordained several candidates who had completed their theological studies.
Vorig jaar heeft de kerk verschillende kandidaten geordend die hun theologische studies hadden voltooid.
03
beschikken, voorbeschikken
(of a higher power) to prearrange or predestine something
Transitive: to ordain an event
Voorbeelden
It is believed that fate had ordained their meeting, as if their paths were destined to cross.
Men gelooft dat het lot hun ontmoeting had beschikt, alsof hun paden bestemd waren om elkaar te kruisen.
She felt as though it was ordained by a higher power that she would find the lost artifact.
Ze had het gevoel alsof het door een hogere macht was beschikt dat ze het verloren artefact zou vinden.
Lexicale Boom
ordained
ordainer
preordain
ordain



























