Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
good
[comparative form: better][superlative form: best]
Voorbeelden
She has a good memory and can remember details easily.
Ze heeft een goed geheugen en kan details gemakkelijk onthouden.
The cake tasted so good that everyone wanted a second slice.
De taart smaakte zo lekker dat iedereen een tweede stuk wilde.
02
goed, deugdzaam
behaving in a way that is morally right
Voorbeelden
He always says that his ex-wife is a good person.
Hij zegt altijd dat zijn ex-vrouw een goed mens is.
She is known for her good behavior and kind-heartedness.
Ze staat bekend om haar goede gedrag en haar goedhartigheid.
03
getalenteerd, vaardig
showing exceptional skill or talent in a particular activity or field
Voorbeelden
She 's a good painter, capturing emotions perfectly on canvas.
Ze is een goede schilder, die emoties perfect vastlegt op het canvas.
He 's a good driver even in heavy traffic.
Hij is een goede chauffeur, zelfs in druk verkeer.
Voorbeelden
I 'm feeling good now, thanks for asking.
Ik voel me nu goed, bedankt voor het vragen.
He says he 's good, just a little tired.
Hij zegt dat hij goed is, alleen een beetje moe.
Voorbeelden
That 's a good question to ask during the interview.
Dat is een goede vraag om te stellen tijdens het interview.
This is a good time to start your project before the deadline approaches.
Dit is een goed moment om uw project te starten voordat de deadline nadert.
06
goed, mooi
not less than a particular number or quantity
Voorbeelden
We walked a good five miles before finding a place to rest.
We liepen goede vijf mijl voordat we een plek vonden om uit te rusten.
She stayed a good three hours longer than expected.
Ze bleef goede drie uur langer dan verwacht.
07
goed geboren, uit een goede familie
having respected social standing or belonging to a privileged background
Voorbeelden
She was proud to marry into a good family.
Ze was trots om in een goede familie te trouwen.
He grew up in a good neighborhood with excellent schools.
Hij groeide op in een goede buurt met uitstekende scholen.
08
goed, gunstig
helping to improve or support health, happiness, or overall quality of life
Voorbeelden
Eating fresh vegetables is good for your health.
Verse groenten eten is goed voor je gezondheid.
Drinking plenty of water is good for your skin.
Veel water drinken is goed voor je huid.
09
dichtbij, loyaal
having a close and caring relationship with someone
Voorbeelden
Mark has been a good friend to me since college.
Mark is sinds de universiteit een goede vriend voor me geweest.
She introduced me to her good friend from childhood.
Ze stelde me voor aan haar goede vriend uit haar kindertijd.
10
goed, uitstekend
done with sufficient effort, intensity, or thoroughness
Voorbeelden
I had a good laugh at the joke.
Ik heb goed gelachen om de grap.
The mechanic gave the car a good inspection before the trip.
De monteur gaf de auto een goede inspectie voor de reis.
11
geldig, effectief
having effectiveness or validity for a specified purpose or duration
Voorbeelden
The hypothesis still holds good despite new findings in the field.
De hypothese blijft geldig, ondanks nieuwe bevindingen op het gebied.
The offer is good for one week, so do n't miss out.
Het aanbod is een week geldig, dus mis het niet.
12
goed, veilig en geschikt om te eten of te drinken
safe and suitable for eating or drinking
Voorbeelden
This meat is still good even after two days in the fridge.
Dit vlees is na twee dagen in de koelkast nog steeds goed.
She checked if the eggs were good before cooking breakfast.
Ze controleerde of de eieren goed waren voordat ze het ontbijt kookte.
13
goed, vriendelijk
kind and helpful toward other people
Voorbeelden
She has always been so good to her friends.
Ze is altijd zo goed geweest voor haar vrienden.
It was good of him to offer his assistance when I needed it.
Het was goed van hem om zijn hulp aan te bieden toen ik het nodig had.
good
Voorbeelden
He played the guitar really good during the performance.
Hij speelde de gitaar echt goed tijdens de uitvoering.
The student performed good in all subjects during the semester.
De student presteerde goed in alle vakken tijdens het semester.
Voorbeelden
The storm shook the house good.
De storm schudde het huis goed.
He really cleaned up the yard good after the party.
Hij heeft de tuin na het feest echt goed opgeruimd.
01
goed, voordeel
something that benefits or improves someone or something
Voorbeelden
They did n't agree with the changes, but it was for their own good.
Ze waren het niet eens met de veranderingen, maar het was voor hun eigen bestwil.
The government passed the new law for the good of the environment.
De regering heeft de nieuwe wet aangenomen voor het welzijn van het milieu.
Voorbeelden
Despite his flaws, she always saw the good in him.
Ondanks zijn gebreken zag ze altijd het goede in hem.
They appreciated the good in her actions, even when things were tough.
Ze waardeerden het goede in haar daden, zelfs als de omstandigheden moeilijk waren.
03
het goede, de goedheid
a morally positive force or principle
Voorbeelden
The battle of good versus evil has been a central theme in many stories throughout history.
De strijd tussen goed en kwaad is een centraal thema geweest in veel verhalen door de geschiedenis heen.
Teachers can be a powerful force for good in shaping the lives of their students.
Leraren kunnen een krachtige kracht voor het goede zijn in het vormgeven van het leven van hun studenten.
Lexicale Boom
goodish
goodness
good



























