Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
normal
01
normaal, gewoon
conforming to a standard or expected condition
Voorbeelden
It 's normal to feel nervous before a big presentation.
Het is normaal om je nerveus te voelen voor een grote presentatie.
His daily routine follows a normal pattern, starting with breakfast and ending with bedtime.
Zijn dagelijkse routine volgt een normaal patroon, beginnend met ontbijt en eindigend met bedtijd.
Voorbeelden
A normal day for her involves school, homework, and a little bit of TV.
Een normale dag voor haar omvat school, huiswerk en een beetje tv.
He 's a normal kid who loves to play football and video games.
Hij is een normale jongen die van voetbal en videogames houdt.
03
normaal, loodrecht
positioned at a right angle to a specific surface, line, or plane
Voorbeelden
The scientist calculated the normal force exerted on the object.
De wetenschapper berekende de normale kracht die op het object werd uitgeoefend.
A normal vector helps define the orientation of a 3D shape.
Een normale vector helpt bij het definiëren van de oriëntatie van een 3D-vorm.
Normal
01
het normale, de normale toestand
the usual or typical state or condition
Voorbeelden
Her temperature returned to normal after a few hours.
Haar temperatuur keerde na een paar uur terug naar normaal.
The team's performance was back to normal after the break.
De prestaties van het team waren na de pauze weer normaal.
Lexicale Boom
abnormal
normality
normalize
normal
norm



























