Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
to get on
[phrase form: get]
01
instappen, aan boord gaan
to enter a bus, ship, airplane, etc.
Transitive: to get on a means of transportation
Voorbeelden
The passengers lined up to get on the cruise ship.
De passagiers stonden in de rij om aan boord van het cruiseschip te gaan.
She got on the train for her daily commute.
Ze stapte in de trein voor haar dagelijkse woon-werkverkeer.
02
goed overweg kunnen, een goede relatie hebben
to have a good, friendly, or smooth relationship with a person, group, or animal
Intransitive: to get on | to get on with sb
Voorbeelden
She gets on well with her coworkers, and they often socialize outside of work.
Ze kan goed opschieten met haar collega's en ze socializen vaak buiten het werk.
The children are getting on better now that they've resolved their differences.
De kinderen kunnen beter met elkaar overweg nu ze hun verschillen hebben opgelost.
03
ouder worden, op leeftijd komen
to have or approach old age
Intransitive
Voorbeelden
My grandparents are getting on, but their love for each other remains strong.
Mijn grootouders worden ouder, maar hun liefde voor elkaar blijft sterk.
He noticed that his hair was turning gray, a clear sign that he was getting on.
Hij merkte op dat zijn haar grijs werd, een duidelijk teken dat hij ouder werd.
04
vorderen, vooruitgaan
to develop or perform in a positive or successful way
Intransitive: to get on in a specific manner
Voorbeelden
The project is getting on quite well; we're ahead of schedule.
Het project verloopt vrij goed; we lopen voor op schema.
Her career in marketing has been getting on smoothly, and she's earned several promotions.
Haar carrière in marketing verloopt soepel, en ze heeft verschillende promoties verdiend.
05
verschijnen, optreden
to make an appearance as a performer or guest in a show, on television, or on the radio
Transitive: to get on a show or program
Voorbeelden
She 's excited to get on a popular TV talk show next week.
Ze is opgewonden om volgende week te verschijnen in een populaire tv-talkshow.
He 's been trying to get on a radio program to promote his new book.
Hij heeft geprobeerd op te treden in een radioprogramma om zijn nieuwe boek te promoten.
06
opstappen, beklimmen
to mount on the back of a vehicle or animal, such as a horse, bicycle, or motorcycle
Transitive: to get on animal or vehicle
Voorbeelden
She learned how to get on a horse and ride confidently.
Ze leerde hoe ze op een paard kon stappen en vol vertrouwen kon rijden.
He struggled to get on the bicycle without falling.
Hij had moeite om op de fiets te klimmen zonder te vallen.
07
verdergaan, verstrijken
(of time) to pass and progress
Intransitive
Voorbeelden
The evening was getting on, and it was time to head home.
De avond verliep, en het was tijd om naar huis te gaan.
As the hours got on, they realized they needed to finish the project.
Naarmate de uren verstreken, realiseerden ze zich dat ze het project moesten afmaken.
08
doorgaan, beginnen
to continue or begin a task, journey, or project
Intransitive: to get on | to get on with a task or activity
Voorbeelden
Despite the setback, we must get on and finish the job.
Ondanks de tegenslag moeten we doorgaan en het werk afmaken.
After the break, they got on with the meeting as planned.
Na de pauze gingen ze verder met de vergadering zoals gepland.
09
slagen, vooruitgaan
to reach great success, particularly in one's career or life
Dialect
British
Intransitive: to get on | to get on in one's career or life
Voorbeelden
She has worked hard and managed to get on in her career, becoming a successful CEO.
Ze heeft hard gewerkt en het voor elkaar gekregen om vooruit te komen in haar carrière, en werd een succesvolle CEO.
He aspired to get on in life and achieve financial stability for his family.
Hij streefde ernaar om in het leven vooruit te komen en financiële stabiliteit voor zijn gezin te bereiken.



























