Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
to dawdle
01
treuzelen, tijd verspillen
to waste time when one should be acting with purpose
Voorbeelden
He dawdled in the kitchen long after breakfast was over.
Hij talmde in de keuken lang nadat het ontbijt voorbij was.
The children dawdled on their way to school.
De kinderen talmden op weg naar school.
02
drentelen, slenteren
to walk slowly and without energy
Voorbeelden
He dawdled down the hallway, dragging his feet.
Hij drentelde door de gang, zijn voeten slepend.
She dawdled through the market, barely glancing at the stalls.
Ze drentelde door de markt, amper kijkend naar de kraampjes.
03
treuzelen, tijd verdoen
to waste time on something in a slow, ineffective, or unproductive way
Voorbeelden
She dawdled the afternoon away on unfinished sketches.
Ze verdaagde de middag met onafgemaakte schetsen.
He dawdled his time on pointless tasks.
Hij verdeed zijn tijd met zinloze taken.
Lexicale Boom
dawdler
dawdling
dawdle



























