Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
01
trots, hoogmoedig
feeling satisfied with someone or one's possessions, achievements, etc.
Voorbeelden
She felt proud of her daughter's academic achievements.
Ze voelde zich trots op de academische prestaties van haar dochter.
He was proud of his son's performance in the school play.
Hij was trots op de prestatie van zijn zoon in het schooltoneelstuk.
02
trots, hoogmoedig
having an overly high opinion of oneself, often accompanied by a sense of arrogance
Voorbeelden
His proud demeanor made it difficult for others to approach him.
Zijn trotse houding maakte het moeilijk voor anderen om hem te benaderen.
She often boasted about her accomplishments, displaying her proud attitude.
Ze pochte vaak over haar prestaties en toonde haar trotse houding.
03
trots, hoogmoedig
evoking a strong feeling of satisfaction and honor
Voorbeelden
The proud parents watched their child perform on stage for the first time.
De trotse ouders keken toe hoe hun kind voor het eerst op het podium optrad.
It was a proud achievement to complete the marathon after months of training.
Het was een trotse prestatie om de marathon te voltooien na maanden van training.
Voorbeelden
The nail was proud and needed to be hammered in.
De spijker was trots en moest worden ingeslagen.
The pages of the book were proud from wear.
De pagina's van het boek waren trots op de slijtage.
05
trots, roemrijk
impressive in quality or achievement
Voorbeelden
The team has a proud history of winning championships.
Het team heeft een trotse geschiedenis van het winnen van kampioenschappen.
They displayed their proud collection of vintage cars at the exhibition.
Ze toonden hun trotse collectie van vintage auto's op de tentoonstelling.
Lexicale Boom
overproud
proudly
proud



























