Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
four
01
vier
the number 4
Voorbeelden
There are four seasons in a year: spring, summer, autumn, and winter.
Er zijn vier seizoenen in een jaar: lente, zomer, herfst en winter.
There are four chairs around the dining table.
Er staan vier stoelen rond de eettafel.
01
vier, de vier
a playing card or domino or die whose upward face shows four pips



























