Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
to flounder
01
worstelen, strompelen
to move clumsily or struggle while walking
Intransitive
Voorbeelden
The hiker, exhausted from the steep climb, began to flounder on the uneven terrain.
De wandelaar, uitgeput door de steile klim, begon te wankelen op het oneffen terrein.
The injured athlete tried to flounder off the field, visibly limping with each step.
De gewonde atleet probeerde te wankelen van het veld, duidelijk mankend met elke stap.
02
worstelen, ploeteren
to experience confusion, indecision, or difficulty in finding a solution
Intransitive
Voorbeelden
The student started to flounder, unable to concentrate and organize their thoughts.
De student begon te worstelen, niet in staat om zich te concentreren en zijn gedachten te organiseren.
Facing a challenging decision, she began to flounder mentally.
Geconfronteerd met een uitdagende beslissing, begon ze mentaal te wankelen.
03
worstelen, vechten
to face great difficulties and be about to fail
Intransitive
Voorbeelden
The small business began to flounder as it struggled to compete with larger companies.
Het kleine bedrijf begon te wankelen terwijl het moeite had om te concurreren met grotere bedrijven.
Amid financial challenges, the company started to flounder.
Temidden van financiële uitdagingen begon het bedrijf te wankelen.
Flounder
02
bot, schol
flesh of any of various American and European flatfish



























