Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
to dress up
[phrase form: dress]
01
zich netjes kleden, zich opdirken
to wear formal clothes for a special occasion or event
Intransitive
Voorbeelden
They decided to dress up for the elegant gala, donning evening gowns and tuxedos.
Ze besloten zich voor de elegante gala op te tuigen, in avondjurken en smokings.
The children were excited to dress up in costumes for the Halloween party.
De kinderen waren opgewonden om zich te verkleden in kostuums voor het Halloweenfeest.
02
oppoetsen, opmaken
to make something appear more appealing than it actually is
Transitive: to dress up sth
Voorbeelden
The marketing team worked hard to dress up the product's packaging for a better first impression.
Het marketingteam werkte hard om de verpakking van het product op te leuken voor een betere eerste indruk.
The real estate agent tried to dress up the property by highlighting its positive features.
De makelaar probeerde het pand op te leuken door de positieve kenmerken te benadrukken.
03
verkleden, aankleden
to wear specific clothing and accessories, often resembling a character or theme, for entertainment, celebrations, or events
Intransitive: to dress up as a character | to dress up in a costume
Voorbeelden
The children were excited to dress up as superheroes for the costume party.
De kinderen waren opgewonden om zich als superhelden te verkleden voor het kostuumfeest.
Every Halloween, people in the neighborhood gather to dress up in creative and spooky costumes.
Elk Halloween komen mensen in de buurt bij elkaar om zich te verkleden in creatieve en griezelige kostuums.



























