Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
wintry
01
winters, winters
exhibiting characteristics typical of winter, often referring to cold and chilly conditions
Voorbeelden
The wintry wind cut through their jackets, making the walk home a chilly experience.
De winterse wind sneed door hun jassen, waardoor de wandeling naar huis een koude ervaring werd.
Despite the clear sky, the wintry air hinted at the impending drop in temperature.
Ondanks de heldere lucht, hintte de winterse lucht op de naderende temperatuurdaling.
Voorbeelden
Despite being surrounded by colleagues, his wintry demeanor made it difficult for others to approach him.
Ondanks dat hij omringd was door collega's, maakte zijn ijzige houding het moeilijk voor anderen om hem te benaderen.
The reception she received at the party was wintry, with few guests bothering to engage in conversation.
De ontvangst die ze op het feest kreeg was ijzig, met weinig gasten die de moeite namen om een gesprek aan te gaan.



























