Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
to romp
01
spelen, rennen
to play or run in a lively, carefree, or noisy way
Voorbeelden
The puppies romped across the field, chasing each other.
De puppy's renden vrolijk over het veld, terwijl ze elkaar achterna zaten.
Children romped through the playground, laughing and shouting.
De kinderen renden vrolijk rond op de speelplaats, lachend en schreeuwend.
02
gemakkelijk winnen, zonder moeite zegevieren
to win a contest with little effort
Voorbeelden
She romped through the finals, defeating every opponent in minutes.
Ze wandelde door de finale heen en versloeg elke tegenstander in minuten.
The team romped to victory with a score of 5–0.
Het team behaalde moeiteloos de overwinning met een score van 5-0.
03
voortgaan opgewekt, vrolijk verder gaan
to proceed in a quick or cheerful way
Voorbeelden
She romped through the novel in a single afternoon.
Ze heeft de roman in één middag verslonden.
He romped through the chores with surprising energy.
Hij rende met verrassende energie door de klusjes.
01
een wandeling, een kinderspel
a contest won with little effort
Voorbeelden
Their 6–0 win was a total romp.
Hun 6-0 overwinning was een totale makkelijke overwinning.
The team 's romp through the playoffs surprised everyone.
De makkelijke overwinning van het team in de play-offs verraste iedereen.
02
stoeipartij, pret
a cheerful activity done for fun
Voorbeelden
The kids had a wild romp in the backyard.
De kinderen hadden een uitbundige stoeipartij in de achtertuin.
Their beach romp ended with sandcastles and splashing.
Hun stoeipartij op het strand eindigde met zandkastelen en spetteren.
03
een tomboy, een levendig meisje
a girl who behaves in a tomboyish, lively, or energetic
Voorbeelden
She was a spirited romp, always climbing trees and chasing frogs.
Ze was een levendige deugniet, altijd in bomen klimmend en kikkers achternazittend.
The romp in the story defied every rule with a grin.
De wildzang in het verhaal trotseerde elke regel met een grijns.



























