Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
to risk
01
riskeren, in gevaar brengen
to put someone or something important in a situation where they could be harmed, lost, or destroyed
Transitive: to risk sth
Voorbeelden
Leaving valuables unattended may risk their security.
Waardevolle spullen onbeheerd achterlaten kan hun veiligheid in gevaar brengen.
Speeding on the road can risk your safety and the safety of others.
Te hard rijden op de weg kan uw veiligheid en die van anderen in gevaar brengen.
02
riskeren, zich blootstellen aan
to expose oneself to the possibility of negative outcomes by choosing to take a particular action
Transitive: to risk doing sth
Voorbeelden
He decided to risk taking the new job, even though it meant moving to a different city.
Hij besloot het risico te nemen om de nieuwe baan aan te nemen, ook al betekende dat verhuizen naar een andere stad.
Alex risked telling the truth, knowing it could change everything.
Alex waagde het om de waarheid te vertellen, wetende dat het alles kon veranderen.
01
risico, gevaar
the chance or probability of harm, loss, or negative consequences in the future, often resulting from a particular action, decision, event, or condition
Voorbeelden
Investing in stocks carries a higher risk of financial loss compared to placing money in a savings account.
Beleggen in aandelen brengt een hoger risico van financieel verlies met zich mee in vergelijking met het plaatsen van geld op een spaarrekening.
Climbing steep cliffs without proper equipment poses a significant risk of injury.
Het beklimmen van steile kliffen zonder de juiste uitrusting brengt een aanzienlijk risico op letsel met zich mee.
02
risico
an action or situation that poses a danger or potential problem
03
risico, gevaar
the probability of being exposed to an infectious agent
04
risico, infectiekans
the probability of becoming infected given that exposure to an infectious agent has occurred



























