Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
Voorbeelden
The plane soared gracefully through the clouds.
Het vliegtuig zweefde sierlijk door de wolken.
We booked tickets for a plane to Paris next week.
We hebben tickets geboekt voor een vliegtuig naar Parijs volgende week.
02
vlak, platte oppervlak
a flat, two-dimensional surface that extends infinitely in all directions
Voorbeelden
In geometry, a plane is defined by three non-collinear points.
In de meetkunde wordt een vlak gedefinieerd door drie niet-collineaire punten.
The intersection of two planes can be a line.
Het snijpunt van twee vlakken kan een lijn zijn.
03
niveau, vlak
a level of existence or development
04
schaaf, schaafbeitel
a carpenter's hand tool with an adjustable blade for smoothing or shaping wood
05
schaaf, schaafmachine
a power tool for smoothing or shaping wood
to plane
01
schaven, effenen
cut or remove with or as if with a plane
02
effenen, schaven
make even or smooth, with or as with a carpenter's plane
03
glijden, slippen
travel on the surface of water
Voorbeelden
The plane surface of the table made it ideal for drawing.
Het platte oppervlak van de tafel maakte het ideaal om op te tekenen.
The builder ensured the walls were perfectly plane before applying the paint.
De bouwer zorgde ervoor dat de muren perfect vlak waren voordat de verf werd aangebracht.
Lexicale Boom
biplane
monoplane
plane



























