Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
to get around
[phrase form: get]
01
overtuigen, ompraten
to persuade someone or something to agree to what one wants, often by doing things they like
Transitive: to get around sb
Voorbeelden
Sarah knows how to get around her parents and convince them to extend her curfew.
Sarah weet hoe ze haar ouders kan omzeilen en hen kan overtuigen om haar avondklok te verlengen.
He can easily get around his colleagues and get them to help with his projects.
Hij kan zijn collega's gemakkelijk overtuigen en hen ertoe brengen hem te helpen met zijn projecten.
02
zich verspreiden, rondgaan
(of information, news, or rumors) to spread or circulate
Dialect
American
Intransitive
Transitive: to get around a place
Voorbeelden
Word tends to get around quickly in a small town.
Het woord verspreidt zich snel in een kleine stad.
The gossip about their relationship troubles got around the office, causing a lot of speculation.
Het gerucht over hun relatieproblemen ging rond op kantoor, wat veel speculatie veroorzaakte.
03
rondreizen, verplaatsen
to move or travel from one place to another
Dialect
American
Intransitive
Voorbeelden
In the city, it's easy to get around using public transportation.
In de stad is het gemakkelijk om rond te reizen met het openbaar vervoer.
In the congested city, people often use bicycles to get around quickly and avoid traffic.
In de drukke stad gebruiken mensen vaak fietsen om zich snel te verplaatsen en files te vermijden.
04
een oplossing vinden, omzeilen
to find a way to overcome a problem or obstacle
Transitive: to get around sth
Voorbeelden
Students should be resourceful and get around the challenges of remote learning.
Leerlingen moeten vindingrijk zijn en de uitdagingen van afstandsonderwijs omzeilen.
He always finds a way to get around traffic jams using alternative routes.
Hij vindt altijd een manier om files te omzeilen door alternatieve routes te gebruiken.
05
rondkomen, socialiseren
to engage in social activities or interactions
Intransitive
Voorbeelden
The social butterfly in the group is always eager to get around, introducing everyone to new acquaintances at gatherings.
De sociale vlinder in de groep is altijd gretig om rond te gaan, en stelt iedereen voor aan nieuwe kennissen bij bijeenkomsten.
Ever since she retired, Jane has been getting around more, attending art classes, and joining clubs to stay active.
Sinds ze met pensioen is gegaan, beweegt Jane meer, volgt ze kunstlessen en sluit ze zich aan bij clubs om actief te blijven.
06
omzeilen, overkomen
to move past an obstacle or barrier
Transitive: to get around an obstacle or barrier
Voorbeelden
The determined hiker managed to get around the fallen tree and continue the trail.
De vastberaden wandelaar slaagde erin de omgevallen boom te omzeilen en het pad voort te zetten.
To reach the garden, you need to get around the tall fence.
Om de tuin te bereiken, moet je het hoge hek omzeilen.
07
rondslenteren
to have romantic or sexual relationships with multiple people, often without commitment
Intransitive
Voorbeelden
He has a reputation for getting around with different partners.
Hij heeft de reputatie omgang te hebben met verschillende partners.
She 's not one to settle down; she likes to get around and have fun.
Ze is niet het type dat zich vestigt; ze houdt ervan met meerdere mensen uit te gaan en plezier te hebben.



























