Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
frosty
01
ijzig, vrieskoud
(of the weather) having extremely cold temperatures that cause thin layers of ice to form on surfaces
Voorbeelden
They bundled up in warm coats and scarves to brave the frosty morning air.
Ze hulden zich in warme jassen en sjaals om de vrieskou van de ochtendlucht te trotseren.
The frosty temperatures made the pond freeze solid.
De vrieskoude temperaturen deden de vijver volledig bevriezen.
02
berijpt, ijzig
covered with a thin layer of ice
Voorbeelden
The frosty grass crunched underfoot as they walked through the park.
Het ijzige gras kraakte onder hun voeten terwijl ze door het park liepen.
The car ’s windows were frosty in the morning, requiring scraping before driving.
De autoruiten waren 's ochtends beslagen, wat schrapen vereiste voor het rijden.
Voorbeelden
His frosty response made it clear that he was not interested in making new friends.
Zijn ijzige reactie maakte duidelijk dat hij niet geïnteresseerd was in het maken van nieuwe vrienden.
She greeted her former colleague with a frosty smile, hiding her true feelings.
Ze begroette haar voormalige collega met een ijzige glimlach, haar ware gevoelens verbergend.



























