Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
01
alleen, eenzaam
being by oneself
Voorbeelden
She was alone on the stage during her performance.
Ze was alleen op het podium tijdens haar optreden.
The traveler was alone on the deserted beach.
De reiziger was alleen op het verlaten strand.
1.1
alleen, eenzaam
acting or existing without assistance or involvement from others
Voorbeelden
They were not alone in opposing the new law.
Ze waren niet alleen in hun verzet tegen de nieuwe wet.
She was alone in her belief that the plan would fail.
Ze was alleen in haar geloof dat het plan zou mislukken.
Voorbeelden
After the loss, she was terribly alone and vulnerable.
Na het verlies was ze vreselijk alleen en kwetsbaar.
He was alone in a strange city with no friends.
Hij was alleen in een vreemde stad zonder vrienden.
02
ongeëvenaard, zonder weerga
unmatched or without equal
Voorbeelden
They are alone among their peers in their achievements.
Ze zijn alleen onder hun leeftijdsgenoten in hun prestaties.
Her talent is alone in its brilliance.
Haar talent is ongeëvenaard in zijn glans.
alone
Voorbeelden
He likes to eat lunch alone and enjoy some quiet time.
Hij houdt ervan om alleen te lunchen en te genieten van wat rustige tijd.
He spent the evening alone reading a book.
Hij bracht de avond alleen door met het lezen van een boek.
1.1
alleen, zelfstandig
without any help from other people
Voorbeelden
The artist painted the entire mural alone.
De kunstenaar schilderde het hele muurschildering alleen.
She solved the complex problem alone, without any help.
Ze loste het complexe probleem alleen op, zonder enige hulp.
02
uitsluitend, alleen
exclusively or solely referring to the stated person, thing, or group
Voorbeelden
We designed the program for children alone.
We hebben het programma uitsluitend voor kinderen ontworpen.
The award was given to her alone for outstanding performance.
De prijs werd alleen aan haar toegekend voor uitstekende prestatie.
2.1
alleen, slechts
used to emphasize that only one element or number is involved or considered
Voorbeelden
There were 50 people in the room, the guests alone.
Er waren 50 mensen in de kamer, de gasten alleen.
The cost of repairs, the labor alone, was quite high.
De kosten van de reparaties, alleen de arbeid, waren vrij hoog.
Lexicale Boom
aloneness
alone



























