Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
solo
01
alleen, solo
without the presence or assistance of others
Voorbeelden
She decided to tackle the difficult task solo, without seeking help from her colleagues.
Ze besloot de moeilijke taak alleen aan te pakken, zonder hulp te zoeken bij haar collega's.
He completed the entire research project solo, demonstrating his ability to work independently.
Hij voltooide het hele onderzoeksproject in zijn eentje, wat zijn vermogen toonde om zelfstandig te werken.
01
solo, solovlucht
a flight in which the aircraft pilot operates the plane alone, without any other passengers or crew on board
Voorbeelden
The student pilot was nervous but excited about his solo in the small aircraft.
De leerling-piloot was nerveus maar opgewonden over zijn solo in het kleine vliegtuig.
A solo is a major milestone in every pilot's training journey.
Een solo is een belangrijke mijlpaal in de opleidingsreis van elke piloot.
Voorbeelden
The pianist played a beautiful solo during the concert.
De pianist speelde een prachtig solo tijdens het concert.
Her violin solo received a standing ovation from the audience.
Haar viool-solo kreeg een staande ovatie van het publiek.
to solo
01
solo spelen, optreden als solo
to perform a musical piece or passage alone
Voorbeelden
She solos on the piano, captivating the audience with her expressive performance.
Ze speelt een solo op de piano en betovert het publiek met haar expressieve optreden.
He soloed on the trumpet, showcasing his virtuosity with intricate melodies.
Hij speelde een solo op de trompet, waarbij hij zijn virtuositeit toonde met ingewikkelde melodieën.
02
alleen vliegen, in je eentje vliegen
to fly an aircraft alone, without any other passengers, crew, or instructor
Voorbeelden
After weeks of preparation, she finally soloed in the training aircraft.
Na weken van voorbereiding vloog ze eindelijk solo in het trainingsvliegtuig.
The pilot was excited to solo for the first time after obtaining his license.
De piloot was opgewonden om voor het eerst solo te vliegen na het behalen van zijn licentie.
03
alleen klimmen
to do a climb alone, without any partners or assistance
Voorbeelden
She decided to solo the challenging route, relying solely on her skills and equipment. She decided to solo the challenging route, relying solely on her skills and equipment.
Ze besloot de uitdagende route solo te doen, vertrouwend op haar vaardigheden en uitrusting.
After years of training, he finally felt ready to solo the notorious cliff face.
Na jaren van training voelde hij zich eindelijk klaar om de beruchte rotswand in z'n eentje te beklimmen.
Voorbeelden
The solo performance by the pianist captivated the audience with its haunting melody.
De solo-uitvoering van de pianist betoverde het publiek met zijn aangrijpende melodie.
She played a solo passage for viola that was both intricate and moving.
Ze speelde een solo passage voor altviool die zowel ingewikkeld als ontroerend was.
02
alleen, solo
carried out alone, without any assistance or accompaniment
Voorbeelden
He embarked on a solo hike through the mountains, relying only on his skills and preparation.
Hij begon aan een solovtocht door de bergen, vertrouwend op alleen zijn vaardigheden en voorbereiding.
She completed her first solo flight across the Atlantic with great confidence.
Ze voltooide haar eerste solo vlucht over de Atlantische Oceaan met groot vertrouwen.
03
solo
(in baseball) referring to a home run hit by a batter with no other runners on base, resulting in one run being scored
Voorbeelden
The slugger hit a solo home run in the bottom of the ninth to tie the game.
De slagman sloeg een solo homerun in de onderkant van de negende inning om de wedstrijd gelijk te trekken.
The crowd erupted as he launched a solo shot over the left-field fence.
Het publiek barstte los toen hij een solo-slag over het linkerveldhek sloeg.



























