Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
to alight
01
neerstrijken, landen
to settle or land on a surface, often referring to a bird or insect
Voorbeelden
As the sun set, fireflies began to alight on the branches, filling the forest with their gentle glow.
Toen de zon onderging, begonnen de vuurvliegjes op de takken te landen, waardoor het bos zich vulde met hun zachte gloed.
A butterfly alighted on the petals of the rose, its delicate wings shimmering in the sunlight.
Een vlinder landde op de bloemblaadjes van de roos, zijn delicate vleugels glinsterend in het zonlicht.
02
uitstappen, afstappen
to get off or out of a vehicle or conveyance, especially after a journey
Voorbeelden
They alighted from the bus at the next stop.
Ze stapten uit de bus bij de volgende halte.
She alighted gracefully from the carriage.
Ze stapte sierlijk uit de koets.
alight
Voorbeelden
The pile of dry leaves was quickly set alight.
De stapel droge bladeren werd snel in brand gestoken.
His shirt caught alight while cooking.
Zijn shirt vloog in brand tijdens het koken.
02
stralend, lichtgevend
shining brightly with light
Voorbeelden
The night sky was alight with stars.
De nachtelijke hemel was verlicht met sterren.
The room was alight with soft candlelight.
De kamer was verlicht met zacht kaarslicht.



























