Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
to affirm
01
bevestigen, bekrachtigen
to strongly and sincerely state that a particular statement or belief is true
Transitive: to affirm a statement or belief
Voorbeelden
In the wedding ceremony, the couple affirmed their commitment to each other with heartfelt vows.
Tijdens de huwelijksceremonie bevestigde het paar hun engagement voor elkaar met oprechte geloften.
The witness affirmed the accuracy of their account during the court proceedings.
De getuige bevestigde de nauwkeurigheid van hun verklaring tijdens de gerechtelijke procedures.
02
bevestigen, bekrachtigen
to declare or confirm the truth, validity, or acceptance of a judgment, agreement, or statement
Transitive: to affirm a judgment or statement
Voorbeelden
After careful consideration, the judge affirmed the jury's verdict and pronounced the defendant guilty.
Na zorgvuldige overweging bevestigde de rechter het vonnis van de jury en verklaarde de verdachte schuldig.
The committee unanimously affirmed the appointment of the new CEO, recognizing her qualifications and experience.
De commissie bevestigde unaniem de benoeming van de nieuwe CEO en erkende haar kwalificaties en ervaring.
03
bevestigen, affirmeren
to answer positively or to confirm a statement or belief
Transitive: to affirm that
Voorbeelden
The survey results affirmed that the majority of participants preferred option A.
De onderzoeksresultaten bevestigden dat de meerderheid van de deelnemers optie A verkoos.
By raising his hand, Tom affirmed that he understood the instructions.
Door zijn hand op te steken, bevestigde Tom dat hij de instructies begreep.
Lexicale Boom
affirmable
affirmative
affirmative
affirm



























