Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
Voorbeelden
She felt merry and carefree as she danced under the stars with her friends.
Ze voelde zich vrolijk en zorgeloos terwijl ze onder de sterren danste met haar vrienden.
The merry group of carolers went from house to house spreading cheer with their songs.
De vrolijke groep kerstzangers ging van huis tot huis en verspreidde vreugde met hun liederen.
02
vrolijk, uitgelaten
full of joy or lightheartedness, often associated with celebration or festive occasions
Voorbeelden
We had a merry New Year's celebration with fireworks and laughter.
We hadden een vrolijk nieuwjaarsfeest met vuurwerk en gelach.
He wished everyone a merry Christmas as the holiday season began.
Hij wenste iedereen een vrolijk Kerstmis toe toen het vakantieseizoen begon.
Voorbeelden
The hikers set off at a merry pace, eager to reach the summit.
De wandelaars vertrokken in een vrolijk tempo, verlangend om de top te bereiken.
They walked with a merry step, enjoying the crisp morning air.
Ze liepen met een vrolijke stap en genoten van de frisse ochtendlucht.
Voorbeelden
After a few drinks, they all felt merry and enjoyed the evening with laughter and songs.
Na een paar drankjes voelden ze zich allemaal vrolijk en genoten van de avond met gelach en liedjes.
The merry crowd celebrated the holiday with dancing and festive cheer.
De vrolijke menigte vierde de vakantie met dansen en feestelijke vreugde.
Lexicale Boom
merrily
merriness
merry
merr



























