Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
to inhabit
01
bewonen, wonen
to reside in a specific place
Transitive: to inhabit a region
Voorbeelden
Many species of birds inhabit the forest year-round.
Veel soorten vogels bewonen het bos het hele jaar door.
Nomadic tribes used to inhabit this region before settling in permanent villages.
Nomadische stammen woonden in deze regio voordat ze zich in permanente dorpen vestigden.
Voorbeelden
Strange energies were said to inhabit the ancient relic.
Er werd gezegd dat vreemde energieën het oude relikwie bewoonden.
Dark thoughts seemed to inhabit his mind during difficult times.
Donkere gedachten leken zijn geest te bewonen tijdens moeilijke tijden.
Lexicale Boom
inhabitancy
inhabitant
inhabit
habit



























