Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
01
enorm, aanzienlijk
exceptionally large in degree or amount
Voorbeelden
The storm caused a great deal of damage to the coastal town.
De storm veroorzaakte veel schade aan de kuststad.
He showed great interest in the topic, asking many questions during the lecture.
Hij toonde grote interesse in het onderwerp en stelde veel vragen tijdens de lezing.
02
geweldig, fantastisch
worthy of being approved or admired
Voorbeelden
He 's a great boss, always listening to his employees' ideas.
Hij is een geweldige baas, die altijd naar de ideeën van zijn werknemers luistert.
My parents are great, they always support me in everything I do.
Mijn ouders zijn geweldig, ze steunen me altijd in alles wat ik doe.
03
groot, enorm
notable for its larger-than-average size or scale, often used to describe particular species of plants and animals
Voorbeelden
The great white shark is a powerful predator of the ocean.
De grote witte haai is een krachtige roofdier van de oceaan.
In the forest, we spotted a great horned owl perched high in the trees.
In het bos zagen we een grote oehoe hoog in de bomen zitten.
Voorbeelden
The great leader's decisions shaped the future of the nation.
De beslissingen van de grote leider vormden de toekomst van de natie.
Her great achievements in science earned her numerous awards.
Haar grote prestaties in de wetenschap leverden haar talloze prijzen op.
05
groot, belangrijk
(of names) signifying large size or major importance, often highlighting prominence or distinction
Voorbeelden
Alfred the Great defended England against Viking invasions and fostered education.
Alfred de Grote verdedigde Engeland tegen Viking-invallen en bevorderde onderwijs.
The Great Lakes form the largest group of freshwater lakes on Earth by total area.
De Grote Meren vormen de grootste groep zoetwatermeren op aarde qua totale oppervlakte.
06
over, groot
refering to a family member who is one generation further back than the usual term
Voorbeelden
My great-grandmother often shares fascinating stories from her childhood.
Mijn overgrootmoeder deelt vaak fascinerende verhalen uit haar jeugd.
We visited our great-uncle during the holidays and enjoyed his tales of family history.
We bezochten onze grootoom tijdens de vakantie en genoten van zijn verhalen over de familiegeschiedenis.
great
01
erg goed, geweldig
in a notably positive or exceptional manner
Voorbeelden
The team performed great in the championship, winning the title.
Het team presteerde geweldig in het kampioenschap en won de titel.
The weather turned out great for the outdoor event, with clear skies and a gentle breeze.
Het weer bleek geweldig voor het buiten evenement, met een heldere hemel en een zacht briesje.
Voorbeelden
In the world of classical music, Beethoven is a great whose compositions are still celebrated today.
In de wereld van de klassieke muziek is Beethoven een grote wiens composities nog steeds worden gevierd.
Michael Jordan is considered one of the basketball greats.
Michael Jordan wordt beschouwd als een van de grootheden van het basketbal.
Lexicale Boom
greatly
greatness
great



























