Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
giddily
01
met ongeremde vreugde, euforisch
with unrestrained joy, excitement, or high spirits
Voorbeelden
They laughed giddily, swept up in the excitement of the festival.
Ze lachten uitgelaten, meegesleept door de opwinding van het festival.
She spoke giddily about her upcoming vacation.
Ze sprak opgewonden over haar aanstaande vakantie.
02
duizelig, met verlies van evenwicht
in a way that causes dizziness or a loss of balance
Voorbeelden
She spun around giddily until she nearly lost her footing.
Ze draaide zich duizelig rond tot ze bijna haar evenwicht verloor.
The room seemed to tilt giddily as he stood up too quickly.
De kamer leek duizelingwekkend te kantelen toen hij te snel opstond.
Voorbeelden
They spent money giddily on unnecessary luxuries.
Ze gaven geld onbezonnen uit aan onnodige luxe.
The committee giddily adopted every new idea without debate.
De commissie nam onbezonnen elk nieuw idee aan zonder debat.



























