Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
Voorbeelden
He traced patterns in the sand with his foot, leaving temporary imprints.
Hij tekende patronen in het zand met zijn voet, waarbij hij tijdelijke afdrukken achterliet.
She stood on one foot to test her balance during the exercise.
Ze stond op één voet om haar evenwicht te testen tijdens de oefening.
02
voet, maateenheid voor lengte gelijk aan 12 inch of 30
a unit of measuring length equal to 12 inches or 30.48 centimeters
Voorbeelden
The length of the room is 15 feet.
De lengte van de kamer is 15 voet.
He walked a distance of 100 feet to reach the bus stop.
Hij liep een afstand van 100 voet om de bushalte te bereiken.
03
voet, maat
the basic unit of verse meter, consisting of one stressed syllable and one or more unstressed syllables
Voorbeelden
They camped at the foot of the mountain, ready to start their climb at dawn.
Ze kampeerden aan de voet van de berg, klaar om bij zonsopgang hun beklimming te beginnen.
A small garden bloomed at the foot of the stone wall, adding a touch of color.
Een kleine tuin bloeide aan de voet van de stenen muur, wat een vleugje kleur toevoegde.
05
voet, poot
the pedal extremity of vertebrates other than human beings
06
voet, bewegingsorgaan
any of various organs of locomotion or attachment in invertebrates
07
voet, basis
lowest support of a structure
08
voet, wandeling
travel by walking
09
voet, ondersteuning
a support resembling a pedal extremity
10
infanterie, infanterist
an army unit consisting of soldiers who fight on foot
11
voet, lid van een surveillanceteam dat te voet werkt of als passagier meerijdt
a member of a surveillance team who works on foot or rides as a passenger
Voorbeelden
The nurse placed a clipboard at the foot of the bed to track the patient's progress.
De verpleegster plaatste een clipboard aan het voeteneinde van het bed om de voortgang van de patiënt bij te houden.
He sat at the foot of the table, watching the others engage in conversation.
Hij zat aan het uiteinde van de tafel en keek hoe de anderen in gesprek gingen.
to foot
01
betalen, afrekenen
pay for something
02
optellen, samenvoegen
add a column of numbers
03
lopen, voet
walk



























