Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
to defeat
01
verslaan, overwinnen
to win against someone in a war, game, contest, etc.
Transitive: to defeat an opponent
Voorbeelden
The army worked together to defeat the enemy in a decisive battle.
Het leger werkte samen om de vijand in een beslissende slag te verslaan.
The chess champion strategically moved to defeat their opponent and secure victory.
De schaakkampioen bewoog strategisch om hun tegenstander te verslaan en de overwinning te verzekeren.
02
verijdelen, doen mislukken
to prevent something from succeeding
Transitive: to defeat a goal or effort
Voorbeelden
The storm defeated our plans for an outdoor wedding.
De storm heeft onze plannen voor een buitenbruiloft gedwarsboomd.
The opposing party defeated his efforts to pass the legislation.
De tegenpartij verijdelde zijn pogingen om de wetgeving erdoor te krijgen.
Defeat
01
nederlaag, mislukking
the state of having lost in a contest, war, competition, etc.
02
nederlaag, mislukking
the feeling that accompanies an experience of being thwarted in attaining your goals
Lexicale Boom
defeated
defeat



























