Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
to dart
01
schieten, zich snel bewegen
to move swiftly and abruptly in a particular direction
Intransitive: to dart | to dart somewhere
Voorbeelden
Startled by the sudden noise, the cat darted across the room and hid under the furniture.
Geschrokken van het plotselinge geluid, schoot de kat door de kamer en verstopte zich onder het meubilair.
Trying to catch the bus, she darted through the crowded station.
Pogend de bus te halen, schoot ze door het drukke station.
02
een pijl schieten, darten
to shoot a small, pointed object at an animal to give it medicine or make it sleep
Voorbeelden
The vet darted the elephant before the surgery.
De dierenarts heeft de olifant verdoofd voor de operatie.
A team will dart the lion tomorrow for transport.
Een team zal de leeuw morgen verdoven voor transport.
01
een plotselinge spurt, een snelle beweging
a sudden and quick movement in a specific direction
Voorbeelden
She made a dart for the exit when the fire alarm rang.
Ze maakte een dart naar de uitgang toen het brandalarm afging.
The cat made a dart under the table to avoid the dog.
De kat maakte een plotselinge beweging onder de tafel om de hond te vermijden.
02
pens, plooi
a narrow, tapered fold sewn into fabric to shape it to the body
Voorbeelden
The tailor added a dart to give the dress a better fit.
De kleermaker voegde een pense toe om de jurk een betere pasvorm te geven.
She stitched the darts carefully along the bust line.
Ze naaide de pijltjes zorgvuldig langs de bustelijn.
03
dartpijl, werppijl
a small, pointed object designed to be thrown or shot, often used in games or hunting
Voorbeelden
He threw the dart and hit the bullseye.
Hij gooide de dart en raakte de roos.
Poisoned darts were used by hunters in ancient times.
Vergiftigde darts werden gebruikt door jagers in oude tijden.
Lexicale Boom
darter
dart



























