Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
to darn
01
stoppen, lappen
to mend a hole or worn area in fabric by sewing
Transitive: to darn a piece of clothes
Voorbeelden
She learned to darn socks from her grandmother.
Ze leerde sokken te stoppen van haar grootmoeder.
He sat by the fire, quietly darning his torn sweater.
Hij zat bij het vuur, stil zijn gescheurde trui stoppend.
01
stoppen, lap
stitching used to repair a hole or worn spot in fabric
Voorbeelden
The darn on his sleeve was almost invisible.
De stop op zijn mouw was bijna onzichtbaar.
She admired the neat darn her grandmother had made.
Ze bewonderde de nette stoppelwerk die haar grootmoeder had gemaakt.
02
een kleinigheid, een onbenulligheid
something considered worthless or insignificant
Voorbeelden
He does n't give a darn about the rules.
Hij geeft er geen moer om de regels.
I do n't care a darn what they think.
Het kan me niets schelen wat ze denken.
darn
01
Verdorie, Jakkes
used to express mild frustration, annoyance, or disappointment
Voorbeelden
Darn, I spilled coffee on my shirt.
Verdorie, ik heb koffie op mijn shirt gemorst.
Darn, I forgot to bring my umbrella, and it's raining.
Verdorie, ik ben vergeten mijn paraplu mee te nemen en het regent.
Lexicale Boom
darned
darner
darning
darn



























