Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
to piss off
[phrase form: piss]
01
ergeren, irriteren
to make someone feel extremely angry or annoyed
Dialect
American
Voorbeelden
His constant interruptions during the meeting really pissed off his colleagues.
Zijn constante onderbrekingen tijdens de vergadering hebben zijn collega's echt geïrriteerd.
The unexpected cancellation of the event pissed off many attendees who had made travel plans.
De onverwachte annulering van het evenement ergerde veel bezoekers die reisplannen hadden gemaakt.
02
opdonderen, rot op
to leave, often used informally as a way to tell someone to go away
Dialect
British
Voorbeelden
The manager, annoyed with the persistent salesperson, bluntly told them to piss off and not come back.
De manager, geïrriteerd door de aanhoudende verkoper, zei hun botweg om op te hoepelen en niet terug te komen.
After the argument, he told his friend to piss off and leave him alone.
Na de ruzie zei hij tegen zijn vriend om op te hoepelen en hem met rust te laten.
piss off
01
Rot op!, Ga weg!
used to tell someone to go away or leave you alone
Dialect
British
Voorbeelden
Piss off! I'm trying to concentrate.
Rot op! Ik probeer me te concentreren.
I do n't have time for your nonsense. Piss off!
Ik heb geen tijd voor je onzin. Opdonderen !



























