Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
to belch
01
boeren, een boer laten
to expel gas audibly from the stomach through the mouth
Intransitive
Voorbeelden
He could n't help but belch loudly after the hearty meal.
Hij kon het niet helpen om na de stevige maaltijd luid te boeren.
After indulging in fizzy drinks, she often had to belch.
Na het genieten van koolzuurhoudende dranken, moest ze vaak boeren.
02
uitbraken, spuwen
to erupt or explode with a sudden, forceful release
Transitive: to belch gas or particle
Voorbeelden
The volcano belched hot ash into the sky, darkening the clouds.
De vulkaan braakte hete as de lucht in, waardoor de wolken verduisterden.
The car ’s engine belched black smoke as it sputtered to a halt.
De motor van de auto braakte zwarte rook uit terwijl hij sputterend tot stilstand kwam.
01
boer, oprisping
a reflex that expels gas noisily from the stomach through the mouth
Lexicale Boom
belching
belch
