Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
Voorbeelden
The steakhouse is famous for serving high-quality cuts of beef grilled to perfection.
De steakhouse is beroemd om het serveren van hoogwaardige stukken rundvlees die tot in de perfectie gegrild zijn.
He prefers to make his burgers using lean ground beef seasoned with salt and pepper.
Hij geeft er de voorkeur aan zijn hamburgers te maken met mager rundvlees gekruid met zout en peper.
02
vee, rundvee
cattle, especially when considered as livestock or for meat production
Voorbeelden
The farm raises beef for local markets.
Beef cattle were grazing in the pasture.
03
vijandigheid, conflict
a disagreement, argument, or ongoing conflict between people, often involving hostility or rivalry
Voorbeelden
He has beef with his coworker over the project.
Hij heeft een beef met zijn collega over het project.
There 's some serious beef between those two rappers.
Er is een serieuze ruzie tussen die twee rappers.
to beef
01
zeuren, klagen
to express one's dissatisfaction about something, often informally
Intransitive: to beef | to beef about sth
Voorbeelden
Sarah likes to beef about her workload but rarely takes on extra responsibilities.
Sarah houdt ervan om te zeuren over haar werklast maar neemt zelden extra verantwoordelijkheden op zich.
Instead of constantly beefing, let's focus on finding solutions to the problem.
In plaats van constant te zeuren, laten we ons richten op het vinden van oplossingen voor het probleem.
Lexicale Boom
beefy
beef



























