Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
to shove
01
duwen, een duw geven
to push forcefully with a quick, strong movement, often using hands or body
Transitive: to shove sb/sth
Voorbeelden
Tempers flared, and a heated argument led to someone attempting to shove their opponent.
De gemoederen liepen hoog op, en een verhitte discussie leidde ertoe dat iemand probeerde zijn tegenstander te duwen.
The children giggled as they playfully shoved each other in the playground.
De kinderen giechelden terwijl ze elkaar speels duwden op de speelplaats.
02
duwen, zich een weg banen
to move forward by exerting force, often in a determined manner
Intransitive: to shove to a direction
Voorbeelden
Trying to catch the train, commuters hurriedly shoved through the crowded platform.
Pogend de trein te halen, duwden forenzen zich haastig door het drukke perron.
The football player, eager to score, had to shove past defenders to get to the goal.
De voetballer, die graag wilde scoren, moest verdedigers opzij duwen om bij het doel te komen.
01
duw, stoot
the act of shoving (giving a push to someone or something)
Lexicale Boom
shover
shove



























