Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
to sell
01
verkopen, verhandelen
to give something to someone in exchange for money
Ditransitive: to sell a commodity to sb
Transitive: to sell a commodity
Voorbeelden
Are you planning to sell your house in the near future?
Bent u van plan uw huis in de nabije toekomst te verkopen?
He sold his old smartphone to his friend for a fair price.
Hij verkocht zijn oude smartphone aan zijn vriend voor een eerlijke prijs.
1.1
verkopen, promoten
to induce or persuade people to accept or buy something, particularly by highlighting its merits
Transitive: to sell sth
Voorbeelden
Sensational headlines often sell tabloid newspapers.
Sensationele krantenkoppen verkopen vaak boulevardbladen.
She can sell any product with her persuasive communication skills.
Ze kan elk product verkopen met haar overtuigende communicatievaardigheden.
1.2
verkopen
to be purchased or sold at a specified price, in particular numbers or in a certain fashion
Voorbeelden
The vintage car sold at auction for a record price.
De vintage auto werd geveild voor een recordprijs verkocht.
The shop sells fresh fruit and vegetables.
De winkel verkoopt vers fruit en groenten.
1.3
verkopen, overtuigen om te kopen
to be the reason as to why something is being bought
Transitive: to sell a product
Voorbeelden
The low price is what sells this brand of shoes.
De lage prijs is wat dit schoenenmerk verkoopt.
The stunning design and affordability sell this smartphone to consumers.
Het prachtige design en de betaalbaarheid verkopen deze smartphone aan consumenten.
02
verkopen, overtuigen
to make the effort to make someone accept a new idea or plan, etc.
Ditransitive: to sell an idea to sb | to sell sb on an idea
Voorbeelden
She was successful in selling the idea of a company retreat to her colleagues.
Ze slaagde erin het idee van een bedrijfsretraite aan haar collega's te verkopen.
The marketing team had to sell the concept of a new ad campaign to the client.
Het marketingteam moest het concept van een nieuwe advertentiecampagne aan de klant verkopen.
2.1
verkopen, zich verkopen
to manage to present oneself in an acceptable way
Transitive: to sell oneself | to sell one's qualities
Voorbeelden
To succeed, you need to sell your skills and qualifications in the job interview.
Om succesvol te zijn, moet je je vaardigheden en kwalificaties verkopen tijdens het sollicitatiegesprek.
When networking, it 's important to sell your strengths and capabilities.
Bij het netwerken is het belangrijk om je sterke punten en capaciteiten te verkopen.
03
verkopen, zichzelf verkopen
to accept a reward or money in exchange for doing something that does not align with one's moral principles
Transitive: to sell one's moral principles
Voorbeelden
She refused to sell her ethics for a higher position at work.
Ze weigerde haar ethiek te verkopen voor een hogere positie op het werk.
They chose not to sell their principles for a quick profit.
Ze besloten hun principes niet te verkopen voor een snelle winst.
3.1
zichzelf verkopen, prostitueren
to agree to have sex and get paid in return
Transitive: to sell oneself | to sell one's body
Voorbeelden
They both knew the risks but still chose to sell themselves for a quick buck.
Ze kenden beide de risico's maar kozen er toch voor om zich te verkopen voor snel geld.
He was a prostitute, selling his body for cash.
Hij was een prostituee, zijn lichaam verkopend voor contant geld.
04
verkopen
to make items or services available for purchase
Transitive: to sell items or services
Voorbeelden
They sell a variety of electronic gadgets at the electronics store.
Ze verkopen een verscheidenheid aan elektronische gadgets in de elektronica winkel.
The company sells software solutions to businesses worldwide.
Het bedrijf verkoopt softwareoplossingen aan bedrijven over de hele wereld.
01
verkoop
the activity of persuading someone to buy
Lexicale Boom
oversell
resell
seller
sell



























