Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
Voorbeelden
The ruler was made of rigid plastic, ensuring accurate measurements.
De liniaal was gemaakt van stug plastic, wat nauwkeurige metingen garandeerde.
The old tree had become rigid with age, its branches gnarled and immovable.
De oude boom was stijf geworden met de leeftijd, zijn takken knoestig en onbeweeglijk.
02
stijf, verstijfd
(of a person or body part) held stiff and motionless due to fear, shock, or strong tension
Voorbeelden
He stood rigid with fear, unable to take a step.
Hij stond stijf van angst, niet in staat een stap te zetten.
Jenny was rigid with terror.
Jenny was stijf van angst.
03
rigide, onbuigzaam
unwilling to change or adapt, especially in attitudes or beliefs
Voorbeelden
His rigid views on education prevented any discussions on reform.
Zijn rigide opvattingen over onderwijs verhinderden elke discussie over hervorming.
His rigid approach to politics often led to confrontations with others.
Zijn rigide benadering van politiek leidde vaak tot confrontaties met anderen.
04
stijf, met stijf frame
describing an airship or dirigible whose shape is maintained by a stiff, unyielding frame
Voorbeelden
The Hindenburg was a famous rigid airship.
De Hindenburg was een beroemde rigide luchtschip.
Rigid airships require a solid internal framework.
Rigide luchtschepen vereisen een solide intern frame.
Lexicale Boom
nonrigid
rigidify
rigidity
rigid



























