Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
to mince
01
hakken
to cut meat or other food into very small pieces, usually using a meat grinder or a sharp knife
Transitive: to mince food ingredients
Voorbeelden
Mince the garlic cloves finely before adding them to the sauce.
Hak de teentjes knoflook fijn voordat je ze aan de saus toevoegt.
She minces the onions to add flavor to the soup.
Ze hakt de uien om smaak toe te voegen aan de soep.
02
verzachten, afzwakken
to soften or downplay something, especially by using mild or less direct language
Transitive: to mince a remark
Voorbeelden
He minced his words when talking about the company ’s recent failures.
Hij verzachtte zijn woorden toen hij sprak over de recente mislukkingen van het bedrijf.
The politician minced no words in his speech, carefully avoiding controversial topics.
De politicus verzachtte zijn woorden niet in zijn toespraak en vermeed zorgvuldig controversiële onderwerpen.
03
affectie lopen, waggelend lopen
to walk in a delicate or exaggeratedly graceful way
Intransitive
Voorbeelden
She minced across the room in her high heels, trying to look elegant.
Ze stapte sierlijk door de kamer op haar hoge hakken, in een poging elegant te lijken.
He could n’t help but mince around the party, drawing attention to himself.
Hij kon niet anders dan sierlijk rondlopen op het feestje, waardoor hij de aandacht op zich vestigde.
01
gehakt
meat that is finely chopped or ground, typically beef
Dialect
British
Voorbeelden
For a quick and easy dinner, she cooked the mince with tomato sauce and served it over rice.
Voor een snelle en gemakkelijke maaltijd kookte ze het gehakt met tomatensaus en serveerde het op rijst.
I added some diced vegetables to the mince to make a delicious meat sauce for pasta.
Ik heb wat gesneden groenten aan het gehakt toegevoegd om een heerlijke vleessaus voor pasta te maken.
02
gehakt
food chopped into small bits
Lexicale Boom
minced
mincer
mincing
mince



























